Wonen in Hoorn zonder aardgas

 

Route naar een aardgsvrije gebouwde omgeving

Transitievisie Warmte Hoorn

1
Colofon
Deze transitievisie warmte is vastgesteld op 9 juli door de gemeenteraad. De visie is opgesteld door
Over Morgen, in opdracht van de Gemeente Hoorn en in samenwerking met bovenstaande partners.
De visie is opgesteld in lijn met de doelstelling van het programma Duurzame Stad. Het doel van het
programma is een klimaatneutrale stad in 2040. Met Duurzame Stad zet de gemeente Hoorn in op
het in beweging brengen van de stad. Dit gebeurt samen met inwoners, ondernemers en instellingen.
Want alleen door samen te werken bereiken we ons doel.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ………………………………………………………………………………………………………………………. 2
Voorwoord …………………………………………………………………………………………………………………………….. 3
Samenvatting …………………………………………………………………………………………………………………………. 3
1. Inleiding ……………………………………………………………………………………………………………………………… 5
1.1 Landelijke ambities …………………………………………………………………………………………………………….. 5
1.2 Lokale ambities ………………………………………………………………………………………………………………….. 6
1.3 Wie hebben er meegedacht? ……………………………………………………………………………………………….. 8
1.4 Leeswijzer …………………………………………………………………………………………………………………………. 8
2. Gezamenlijke uitgangspunten ………………………………………………………………………………………………. 10
3. De warmtetransitie in Hoorn …………………………………………………………………………………………………. 11
3.1 De opgave ……………………………………………………………………………………………………………………….. 11
3.2 De transitie ……………………………………………………………………………………………………………………….. 12
4. Waar gaan we naartoe? ……………………………………………………………………………………………………….. 15
5. Samenwerken aan wonen in Hoorn zonder aardgas ………………………………………………………………….31
Bijlagen ………………………………………………………………………………………………………………………………….. 34

Voorwoord
De tijd dat duurzaamheid als een vrijblijvend onderwerp werd gezien, zijn we ver voorbij.
Ondernemers, instanties en inwoners hebben samen met de gemeente nagedacht over hoe we ervoor
zorgen dat Hoorn in 2040 aardgasvrij kan zijn. Het resultaat hiervan is deze transitievisie warmte.
Eén van de grootste en meest urgente maatschappelijke opgaven van dit moment is de
energietransitie. We willen een energievoorziening waarbij minder CO2 wordt uitgestoten en schakelen
om van fossiele bronnen naar duurzame bronnen. Dit moet gebeuren zonder dat daarbij de
energievoorziening in gevaar komt. Dit is een complexe opgave en daarom is dit onderwerp verdeeld
in 4 sub-onderwerpen:

  • Duurzame energieopwekking zoals zonnepanelen op daken;
  • Besparing van energie door gebouwen te isoleren en A+++ apparaten te gebruiken;
  • Warmte als alternatief voor aardgas, bijvoorbeeld afkomstig van aardwarmte;
  • Mobiliteit, zoals elektrische vervoersmiddelen.

We kijken in deze transitievisie warmte welke kansen in welke wijken liggen en welke energiesoorten
we gaan gebruiken. De verwachting is dat een groot deel van de energie die nodig is, binnen Hoorn
opgewekt kan worden. Zoals met zonne-energie, aardwarmte en warmte uit water of mogelijk wind.
Warmtetransitie is een ingrijpend proces waarbij geïnvesteerd moet worden in de woningen,
aanpassingen in de energie-infrastructuur en de cv-ketel wordt vervangen. Om in 2040 aardgasvrij te
zijn, moeten we de komende jaren toewerken naar een tempo van ongeveer duizend aardgasvrije
woningen per jaar.
In deze transitievisie warmte ligt de focus op het aardgasgebruik in de gebouwde omgeving. Ook de
andere posten zijn uiteraard belangrijke aandachtspunten voor ons als gemeente, want we moeten in
alle sectoren besparen en verduurzamen om onze doelstelling te halen.
Deze visie geeft inzicht in de mogelijkheden en kansen waar we kunnen starten. Samenwerken aan
aardgasvrij wonen in onze stad vraagt om een programmatische en wijkgerichte aanpak. Met het
betrekken van alle betrokken partijen en bewoners willen we zorgen voor draagvlak. Deze stevige
doelstellingen kunnen we alleen halen door samen te werken; samen met inwoners, ondernemers,
partners en de raad.
Met elkaar maken we die Duurzame Stad.
4

Samenvatting
De gevolgen van een veranderend klimaat zijn inmiddels voor iedereen zichtbaar. Ook in Nederland
merken we dit. Ons gebruik van fossiele energie is een van de belangrijkste oorzaken van de
klimaatverandering. In het Klimaatakkoord van Parijs hebben we daarom samen met 173 andere
landen afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te dringen, om zo
klimaatverandering tegen te gaan. Dit kunnen we voor een belangrijk deel doen door ons gebruik van
fossiele energie te vervangen door schonere, duurzamere vormen van energie. Wij staan nu voor de
opgave om ons energieverbruik te veranderen. Dat doen we onder andere door ons in te zetten voor
wonen zonder aardgas.
Hoorn wil in 2040 een energieneutrale stad zijn. In dit jaar moet de stad even veel duurzame energie
opwekken als zij gebruikt. Dat betekent dat we onze gebouwde omgeving op een andere manier
moeten gaan verwarmen. Om onze gebouwen energieneutraal te kunnen verwarmen, zullen we goed
gaan isoleren en op termijn overstappen naar duurzame alternatieven zonder aardgas. Dit doen we
niet van vandaag op morgen, maar stapsgewijs.
We beginnen met de belangrijkste maatregelen, zoals het verlagen van het energieverbruik van onze
woningen, kantoren en bedrijven. In de wijken waar dat al gedaan is, of waar we op korte termijn
stappen gaan zetten, kijken we welke aardgasvrije alternatieven het beste passen. Met behulp van
gezamenlijk vastgestelde criteria hebben we bekeken welke wijken als eerste in aanmerking komen
om de overstap te maken naar wonen en werken zonder aardgas. We starten in de wijken waar de
oplossingen het meest duidelijk zijn, om daarna stap voor stap verder te ontwikkelen naar een
aardgasvrije stad.
Deze transitievisie warmte geeft de richting en focus die nodig is om de komende jaren echt werk te
maken van de overgang naar aardgasvrij. Dit doen we wijk voor wijk, op een manier die betaalbaar en
begrijpelijk is voor onze inwoners. Voor de ene wijk zal een warmtepomp het meest aantrekkelijke
alternatief zijn, in andere wijken is een warmtenetwerk de meest kosteneffectieve oplossing. Hoorn
heeft een grote potentie voor geothermie, een duurzame en toekomstbestendige warmtebron. In
combinatie met de mogelijkheden voor kleinschalige bronnen als oppervlaktewater of thermische
energie uit het riool, kan een robuust warmtenet gecreëerd worden met voldoende
afzetmogelijkheden. Daarmee kan nu al begonnen worden. Daarnaast zullen all-electric concepten
een belangrijk deel uitmaken van de toekomstige warmtevoorziening in Hoorn. Die concepten zijn nu
qua maatschappelijke kosten nog niet voordelig op grote schaal, maar kunnen wel kleinschalig
opgepakt worden. Ook op plekken waar nog geen alternatief voorhanden is, is het slim om woningen
al wel te isoleren en kunnen bewoners vast de overstap maken naar elektrisch koken om zich voor te
bereiden op een alternatieve warmtevoorziening op termijn.
Starten met de warmtetransitie betekent dat we samen met de betrokken stakeholders gaan beginnen
met de wijkuitvoeringsplannen. Dit doen we door het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie om de
kansen voor het aardgasvrij maken van woningen en ander vastgoed in die wijk verder te verkennen.
De analyse met het warmtetransitiemodel van Over Morgen wijst uit dat de transitie naar wonen
zonder aardgas in Hoorn het beste gedaan kan worden in drie fases. Nog dit jaar starten we met
voorbereidingen van de eerste fase, waarin we de voorbereidingen treffen om de eerste woningen in
het noordwesten van Kersenboogerd aardgasvrij te maken door een flexibel en toekomstbestendig
warmtenet aan te leggen. Dit warmtenet kan stapsgewijs verder doorgroeien naar het zuidwestelijke
deel van Kersenboogerd, het bedrijventerrein Hoorn 80 en de Nieuwe Steen. In de tweede fase, vanaf
2021, willen we starten met het aardgasvrij maken van de Bangert en Oosterpolder, waar we kansen
zien voor een all-electric wijk. De derde fase start in 2025, waarin we de kansen willen benutten voor
de verder uitrol van het duurzame warmtenetwerk in Veenenlaan-kwartier, Hoorn-Noord, het
Dijklanderziekenhuis en in aangrenzende wijken in Risdam en Grote Waal. In de overige wijken of
gebieden starten we pas later, tenzij er initiatieven ontwikkeld worden die het tijdspad kunnen
versnellen.
5
Ook hebben we een eerste stap gezet in het vormgeven van de manier waarop we de warmtetransitie
willen uitvoeren. Dit doen we graag in afstemming met de bewoners van de betreffende wijken. Voor
de wijken waarin we als eerste gaan starten zullen we een wijkuitvoeringsplan opstellen, waarin we
met elkaar afspreken hoe we de overstap naar aardgasvrij gaan financieren, wat de rol is van de
verschillende betrokken partijen en hoe we de communicatie en participatie van bewoners in zullen
vullen.
Want één ding staat vast: de warmtetransitie is een complex proces waar we u allemaal voor nodig
hebben. Daarom nodigen we u uit om met ons mee te doen en samen te werken aan de stappen die
nodig zijn om wonen en werken zonder aardgas in Hoorn te gaan realiseren.

1. Inleiding
Hoorn wil in 2040 een energieneutrale gemeente zijn. Een belangrijk onderdeel hiervan is het
aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. We gaan onze woningen, bedrijven en andere
gebouwen op een andere manier verwarmen. Ook douchen en koken gaan we doen zonder aardgas.
De transitie van de verwarming van de gebouwde omgeving biedt een kans om grote stappen te
maken in de verduurzamingsopgave.
De verwarming met aardgas zorgt voor meer dan twee derde van de CO2-uitstoot van gebouwen in
Nederland. Bovendien betekent het gebruik van aardgas een onwenselijke afhankelijkheid van gas uit
Groningen of gas uit het buitenland. Van alle woningen en andere gebouwen is op dit moment 95
procent nog afhankelijk van aardgas voor verwarming. Als we de CO2-doelstellingen van het VN
klimaatakkoord willen halen, moeten we over op alternatieve manieren van verwarmen en af van het
aardgas. Deze transitie is enorm en heeft impact op bijna zeven miljoen woningen: Nederland neemt
afscheid van de cv-ketel.
Ook Hoorn staat voor een grote opgave. Op dit moment wordt ruim de helft van de totale energievraag
in Hoorn bepaald door het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving. Die warmtevraag moet op
een andere manier ingevuld worden. De afgelopen jaren zijn we al gestart met de eerste initiatieven
voor aardgasvrije woningen. Het is nu tijd om deze initiatieven in een centraal kader te plaatsen en
een gezamenlijk beeld te bepalen voor de aanpak van deze grote opgave in Hoorn. Op basis van een
analyse hebben we kansrijke wijken gesignaleerd en een tijdspad opgesteld waarin we de wijken
ingaan en kansen verder gaan verkennen. Op die manier kunnen we samen met onze stakeholders
concreet aan de slag in de eerste gebieden.
Om inzicht te geven in de totale opgave, kansrijke oplossingen en een logisch tempo voor het
aardgasvrij maken van Hoorn hebben we samen met de belangrijkste stakeholders deze transitievisie
warmte opgesteld. Elke gemeente moet eind 2021 zo’n transitievisie hebben vastgesteld. Wij doen dit
eerder, want we willen de komende jaren al aan de slag in de eerste wijken. Op die manier wachten
we niet met het verlagen van onze CO2-uitstoot en bouwen we ervaring op voor een succesvolle uitrol
van de warmtetransitie in Hoorn.
De warmtetransitie staat nog aan het begin en ontvouwt zich in volle vaart. Zowel op nationaal niveau
als regionaal en lokaal zijn er continu nieuwe ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de
transitie in Hoorn. Ook technische ontwikkelingen staan niet stil. Flexibiliteit in de uitvoering is dus
belangrijk. Deze transitievisie warmte geeft focus en richting maar is geen eindpunt en dient op basis
van ontwikkelingen herijkt te worden. De transitievisie warmte zal in principe eens in de 5 jaar
geactualiseerd worden. Op deze manier worden telkens nieuwe wijken aangewezen met potentiele
alternatieven. Hiermee is het mogelijk periodiek de voortgang te volgen en tijdig bij te sturen als blijkt
dat het einddoel of de tussendoelen buiten beeld raken.
1.1 Landelijke ambities
In december 2015 heeft Nederland in Parijs ingestemd met een nieuw VN Klimaatakkoord. Het
akkoord heeft als doel om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius.
Om de afspraken van het Parijs Klimaatakkoord te realiseren is een forse inspanning op
6
energiebesparing en het gebruik van alternatieve energiebronnen nodig. Het kabinet heeft in het
regeerakkoord aangegeven dat ze de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent wil
verminderen ten opzichte van 1990. Als onderdeel daarvan is de opgave geformuleerd dat een kwart
van de woningen in 2030 van het aardgas af moet zijn, om tot een volledig aardgasvrije gebouwde
omgeving te komen in 2050. 

Plannen op drie niveaus
Gemeenten hebben een belangrijke rol in deze transitie. In lijn met het “Ontwerp van het
klimaatakkoord” dat in december 2018 gepubliceerd is, zijn we bezig met plannen op drie niveaus.
Regionaal wordt gewerkt aan de Regionale Energie Strategie (RES) waarin we duurzame
energiebronnen in de regio in kaart brengen en koppelen aan de vraag naar energie in alle
gemeenten. Deze transitievisie warmte beschrijft hoe we als gemeente onze warmtevraag op een
aardgasvrije en duurzame manier kunnen gaan invullen, en zal als input dienen voor de RES. Voor
alle wijken die we in deze transitievisie warmte hebben geselecteerd als kansrijke wijken om op korte
termijn aan de slag te gaan, zullen we vervolgens op wijkniveau een concreet plan van aanpak
opstellen. Daarbij worden de bewoners en ander gebouweigenaren betrokken.
Landelijke ontwikkelingen aardgasvrije wijken
De transitie zal op de meeste plekken gebied voor gebied worden aangepakt. Dit is een proces van
uitproberen, leren en opschalen. Het Rijk ziet dat we versneld moeten gaan starten in de eerste wijken
om dit proces in gang te zetten en heeft daarom de regeling “Grootschalige Proeftuinen Aardgasvrij” in
het leven geroepen waarbij ze 100 wijken waar concrete stappen naar aardgasvrij worden gezet
ondersteuning biedt. In 2018 zijn de eerste 27 wijken bekend gemaakt, dit jaar is er een nieuwe
mogelijkheid om wijken in te dienen. De aansluitplicht van aardgas voor netbeheerders voor de
nieuwbouw is afgeschaft per 1 juli 2018, dus voor nieuwbouw geldt dat aardgasvrij de nieuwe norm is.
Tot slot wordt in het kader van de nieuwe Warmtewet de koppeling tussen de gasprijs en de huidige
prijsstelling van warmte ter discussie gesteld. Deze ontkoppeling zal in de toekomst naar verwachting
een positief effect hebben op de prijs van collectieve warmte en biedt tevens meer mogelijkheden voor
nieuwe aanbieders van duurzame warmte.
Met name van belang is dat de discussies op rijksniveau moeten gaan leiden tot een oplossing voor
de verdeling van de kosten van de warmtetransitie. Dit gaat over het deel van de kosten die liggen bij
de verschillende stakeholders die een rol spelen in het realiseren van de overstap naar aardgasvrij.
En met name moeten deze discussies zorgen ervoor zorgen dat de warmtetransitie betaalbaar blijft
voor bewoners. Dit geldt zowel voor huurders, als voor particuliere eigenaren en Verenigingen van
Eigenaren (VvE’s). 

1.2 Lokale ambities
Hoorn wil in 2040 evenveel duurzame energie (laten) opwekken als de stad gebruikt om zo een
energieneutrale stad te worden. Om daar te komen moet het energieverbruik bij woningen en
bedrijven omlaag en moeten alternatieve energiebronnen worden benut. Hoorn ligt in een gebied waar
goede mogelijkheden lijken te zijn om geothermie te gebruiken voor het verwarmen van huizen in
plaats van aardgas. Bij aardwarmte, oftewel geothermie, wordt relatief warm water opgepompt en
gebruikt om woningen of bedrijven te verwarmen. Eenmaal afgekoeld wordt het water weer
teruggepompt. Om deze warmtebron te benutten, moet er een warmtenet worden aangelegd in Hoorn,
zodat woningen daarop aangesloten kunnen worden. De meest duurzame energie is echter de
energie die we niet verbruiken. Daarom is het belangrijk dat woningen en bedrijfspanden goed
geïsoleerd zijn. Bovendien geven alternatieve warmtebronnen, zoals aardwarmte, minder hoge
temperatuurwarmte dan aardgas. Ook daarom is isolatie belangrijk.
De impact is groot als we geen aardgasaansluiting meer hebben. Het is dan niet meer mogelijk om te
koken op aardgas en water te verwarmen met een cv-ketel. Water wordt dan verwarmd vanuit een

7
centraal punt in Hoorn, of via een warmtepomp in de woning. Onze woningen zullen flink geïsoleerd
moeten worden, met name als we elektrisch willen verwarmen. In woningen die we elektrisch gaan
verwarmen worden de oude radiatoren vervangen door vloerverwarming of moderne radiatoren. We
zullen elektrisch gaan koken op een inductieplaat. Voor de toepassing van elektrisch verwarmen van
woningen op wijkniveau is bovendien een voorinvestering in het elektriciteitsnet nodig. Kortom, de
kosten voor gebruik van aardgas verdwijnen, maar daar komen andere kosten voor isolatie, het
warmtenet of extra elektriciteit voor terug. Binnen de warmtetransitie is het uitgangspunt dat we ernaar
steven dat de kosten voor inwoners op het moment van overstappen naar een duurzame
warmtevoorziening gemiddeld gezien niet hoger zijn dan verwarmen met aardgas.
Collectieve warmtenetten zorgen ervoor dat er centraal geproduceerd warm water door buizen in de
grond wordt getransporteerd naar de gebouwen. Bijna alle straten gaan dus open om deze transitie te
kunnen maken. De werkzaamheden die hiervoor nodig zijn worden zoveel mogelijk gebiedsgericht
opgepakt waarbij zoveel mogelijk werkzaamheden in de ondergrond gecombineerd worden om de
maatschappelijke kosten en overlast zoveel mogelijk te beperken. Individueel per gebouw verwarmen
is ook mogelijk met bijvoorbeeld een warmtepomp. Dit zorgt ervoor dat, in plaats van gas, flink meer
elektriciteit nodig is. Hierdoor zullen er meer of dikkere kabels in de grond komen te liggen. Voor
Hoorn zal er niet één alternatief zijn voor aardgas, maar een mix van collectieve en individuele
oplossingen waarmee we tegen de laagste maatschappelijke kosten kunnen overstappen op een
duurzame warmtevoorziening. 

Plannen per wijk
Per wijk komen er plannen voor hoe de wijk tegen de laagste maatschappelijke kosten van het
aardgas af kan. Dit gebeurt samen met bewoners, ondernemers en organisaties in de wijk. In die
plannen wordt duidelijk welke alternatieven er voor aardgas zijn voor die wijk en of dit voor een hele
wijk geldt, met bijvoorbeeld een warmtenet, of dat er individuele oplossingen nodig zijn. Voor de wijken
Grote Waal, Hoorn-Noord, Venenlaankwartier en Kersenboogerd zijn er op dit moment programma’s
om de wijk te verbeteren. Daar wordt de energieverandering in meegenomen. Op bedrijventerrein
Hoorn 80 zijn de ondernemers zelf al heel actief. Zij hebben de ambitie in 2025 meer energie te
leveren dan te verbruiken. De transitievisie warmte zal de basis vormen voor de wijkplannen waardoor
we na het vormgeven van deze visie direct in de eerste wijken kunnen gaan starten.

Nu al aan de slag?
Een belangrijke boodschap in de warmtetransitie is: ‘begin nu’. Wie nu al aan de slag wil met een
woning zonder aardgas, kan daarvoor onafhankelijk advies krijgen bij het Duurzaam Bouwloket. Op
www.duurzaambouwloket.nl/stappenplan geven zij bovendien een handig stappenplan. Verder zal de
gemeente de komende jaren campagnes voor woningeigenaren organiseren. Ook in 2020 is er weer
een subsidie beschikbaar voor energiebesparende maatregelen en een duurzaamheidslening, zie
www.hoorn.nl/energiesubsidie en www.hoorn.nl/duurzaamheidslening. Daarnaast werkt het Rijk aan
financieringsmogelijkheden voor aanpassingen van de woning. 
Ook vanuit de provincie wordt ondersteuning aangeboden. De provincie heeft het Servicepunt                                                              Noord-Holland ingericht om gemeenten op allerlei vlakken te ondersteunen bij de energietransitie. Het
Servicepunt biedt verschillende tools, werksessies en kennissessies voor gemeenten,
woningbouwcorporaties en regio’s aan om een aardgasvrije gebouwde omgeving te realiseren in de
provincie Noord-Holland. Vanuit het servicepunt is de subsidieregeling regionaal programma
energiebesparing ingericht. Via deze regeling worden maatregelen gestimuleerd die de woning
technisch gezien gereed maken op een aardgasvrije warmtevoorziening. En daarnaast zijn er
maatregelen die zorgen voor bewustwording onder bewoners, zodat ze aan de slag gaan met
energiebesparing. Ook is er vanuit de provincie procesgeld beschikbaar voor de eerste aardgasvrije
wijken. Tot slot zijn er vanuit het rijk ook verschillende stimuleringsregelingen voor de overstap naar
aardgasvrij beschikbaar.

8
1.3 Wie hebben er meegedacht?

De warmtetransitie heeft impact op de hele stad. De gemeente Hoorn staat hier dan ook niet alleen
voor. We werken hierin samen met belangrijke partners die een rol spelen in deze transitie. Zo kunnen
we planningen op elkaar afstemmen, schaalgrootte behalen, leren van elkaar en de transitie
versnellen.
Om tot een gedragen transitievisie warmte te komen is de visie opgesteld op basis van input van een
brede stakeholdergroep. Hierin zaten vertegenwoordigers van alle partijen die een rol hebben in de
energievoorziening van Hoorn, te weten: de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord,
netbeheerder Liander, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), Dijklanderziekenhuis,
Energie Coöperatie West-Friesland (ECWF), Stichting Onderwijshuisvesting Hoorn (SOHH), Optisport
Hoorn B.V., waterbedrijf PWN, woningcorporatie Intermaris, Zonne coöperatie West-Friesland
(ZCWF), ECW Netwerk, en afval- en energiebedrijf HVC. Deze partijen hebben meegedacht en input
geleverd tijdens het opstellen van deze transitievisie warmte. Zij vormden samen de stuurgroep
waarmee we deze visie en de aanpak die erin beschreven staat hebben ontwikkeld. Ook binnen de
gemeente hebben verschillende afdelingen op het gebied van openbare ruimte, wonen en
communicatie meegewerkt. In vijf bijeenkomsten is input opgehaald bij de stuurgroep en zijn we (in
afstemming met hun bestuurders) samen tot een keuze van de wijken en de bijbehorende aanpak
gekomen.
We hebben daarnaast een bewonersavond georganiseerd om inwoners van Hoorn te informeren over
de stappen die wij als gemeente zetten om aardgasvrij te worden. Tijdens de bewonersavond zijn
bewoners, huurders en woningeigenaren uit veel verschillende wijken geïnformeerd over de
transitievisie warmte en zij hebben onder andere meegedacht over de vraag: hoe wil ik betrokken
worden als mijn wijk aardgasvrij wordt? De bewonersavond was goed bezocht, maar liefs 175
inwoners van Hoorn waren aanwezig om mee te denken over de warmtetransitie en hun mening te
geven. De input van de bewonersavond is meegenomen in hoofdstuk 5, waar we ingaan op de
uitvoeringsstrategie. 

1.4 Leeswijzer
In deze transitievisie warmte behandelen we eerst in hoofdstuk 2 de gezamenlijke uitgangspunten
waarop deze visie gebaseerd is. Dit zijn de leidende principes die centraal hebben gestaan tijdens het
opstellen van deze visie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de transitie naar aardgasvrij toegelicht en
gaan we in op de verschillende oplossingen voor het aardgasvrij maken van woningen en gebieden. In
hoofdstuk 4 geven we een richting voor een aardgasvrij Hoorn in 2040 en zoomen we in op de wijken
waar we de komende jaren van start willen gaan met de warmtetransitie. Tot slot gaan we in
hoofdstuk 5 in op de manier waarop we dit gaan organiseren en welke stappen we de komende tijd
gaan zetten om te komen tot een programmatische aanpak van de warmtetransitie in Hoorn.
9

De warmtetransitie in de route naar een energieneutraal Hoorn in 2040
De transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving is een belangrijk onderdeel van de weg
naar een energieneutrale gemeente. Maar om volledig energieneutraal te worden, moeten we in
2040 alle energie die we verbruiken ook duurzaam opwekken. In deze transitievisie warmte gaan
we al in op bronnen voor lokale duurzame warmte als geothermie en oppervlaktewater. Met de
toename van het elektrisch verwarmen van woningen, meer elektrisch vervoer en de elektrificatie
van andere processen, moeten we ons ook voorbereiden op een flinke uitbreiding in de opwek van
duurzame elektriciteit.
We gaan kijken hoe we zon, wind en op termijn ook innovatieve technieken met waterstof kunnen
gebruiken om te komen tot een volledig duurzame energiemix. Dat doen we niet alleen, want veel
bronnen overschrijden de gemeentegrenzen. Elke regio moet uiterlijk in 2020 een Regionale
Energiestrategie (RES) opstellen, waarbij de beschikbare energiebronnen in de regio worden
gekoppeld aan de energievraag per gemeente. Binnen de regio wordt gewerkt aan die regionale
energiestrategie (RES). Deze strategie draagt bij aan een betaalbare, betrouwbare, schone en
veilige energievoorziening voor iedereen in de regio in 2050. We stemmen dus af met onze buren
en gaan samen onderzoeken welke plekken in de regio het meest geschikt zijn voor welke manier
van energie-opwek. Daarbij nemen we deze transitievisie warmte mee als belangrijke input. Zo
komen we tot een strategie om energieneutraal te worden op een manier die realistisch is en ook
ruimtelijk ingepast kan worden.

10

2. Gezamenlijke uitgangspunten
Met de vertegenwoordigers van de partijen uit de stuurgroep hebben we vastgesteld wat de
succesfactoren zijn voor de transitievisie warmte. Deze succesfactoren hebben we omgezet naar
gezamenlijke uitgangspunten die het startpunt vormen van deze transitievisie warmte.
1. Betaalbaarheid en kosteneffectieve oplossingen staan voorop
Dat de warmtetransitie geld kost is zeker. We willen dat bewoners en andere eindgebruikers
een betaalbare energierekening houden en geen onevenredige last leggen op mensen met
een kleine beurs. Bovendien willen we dat mensen prettig wonen in Hoorn en dat ze hun
huizen op een comfortabele manier warm kunnen krijgen en warm kunnen douchen.
2. We baseren keuzes op de laagste maatschappelijke kosten en zetten een mix
van alternatieve oplossingen in
We weten nog niet zo lang dat we in Nederland van het aardgas af gaan en dat brengt
onzekerheid met zich mee. Om ervoor te zorgen dat we in deze beginfase de juiste keuzes
maken, starten we op de plekken waar de maatschappelijke kosten het laagst zijn en waar de
keuze voor een alternatief voor aardgas het meest voor de hand ligt. We maken de keuze
voor een alternatieve oplossing per wijk onder andere op basis van de laagste
maatschappelijke kosten waardoor de optimale oplossing niet voor elke wijk gelijk zal zijn.
3. We zorgen op korte termijn voor duidelijkheid over de route om zo
desinvesteren te voorkomen
Door middel van de transitievisie warmte zorgen we dat verschillende initiatieven in een
verhaal worden geplaatst. We nemen daarvoor de initiatieven van verschillende stakeholders,
zoals geplande werkzaamheden en investeringen van bijvoorbeeld Intermaris, Liander en de
gemeente mee in de analyse zodat deze leidt tot een robuust eindbeeld en de juiste
afwegingen biedt voor toekomstige investeringen.
4. We zorgen voor draagvlak door bewoners, bedrijven en gemeenteraad te
betrekken in de planvorming en uitvoering op wijkniveau
De warmtetransitie komt in de wijk en achter de voordeur. Het is dus vanzelfsprekend dat wij
de bewoners van Hoorn en andere gebouweigenaren betrekken als we in hun wijk aan de slag
gaan en concrete plannen gaan maken om aardgasvrij te worden. We willen dat bewoners
trots zijn aan het eind van het proces en met plezier aardgasvrij wonen in Hoorn.
5. We werken toe naar een slagvaardig en integraal proces, waarbij goede
samenwerking centraal staat
We willen ervoor zorgen dat we kiezen voor no-regret maatregelen en dat we met deze visie
gezamenlijk aan de slag kunnen in de eerste projecten. We kunnen dit niet alleen en zoeken
daarom de samenwerking met onze partners in de wijken. Aardgasvrij in 2040 is een enorme
opgave, dus we moeten snel aan de slag. We stemmen daarbij zoveel mogelijk onze
planningen af met die van onze partners in een open gesprek. We halen informatie op en
verbinden kennis om zo duidelijkheid te krijgen over de beste oplossingen. Daarbij houden we
zoveel mogelijk rekening met leidingvervanging, verleggingskosten en drukte in de
ondergrond.
En boven alles: de opgave wacht niet, we willen nu aan de slag om over honderd jaar nog steeds van
de natuur en het jonge leven te kunnen genieten in een aardgasvrij Hoorn.
11
Randvoorwaarden voor een succesvolle start van de warmtetransitie in Hoorn
Capaciteit en middelen bij zowel de gemeente als de stakeholders en uitvoerende partijen zijn
nodig om na de transitievisie warmte tempo te kunnen maken. Er is een gedeelde
verantwoordelijkheid in de financiering van de warmtetransitie in Hoorn.
Een passend aanbod aan bronnen is nodig om de transitie naar een aardgasvrije en op
termijn duurzame warmtevoorziening mogelijk te maken.
Kennis van de bodem is van belang voor het bepalen van de route van de warmtetransitie.
Aan de voorkant moet duidelijk zijn of de bodem geschikt is voor de beoogde oplossingen. Bij
voorkeur vinden afwegingen in een breder kader plaats en kijken we ook naar kansen en
belemmeringen vanuit klimaatadaptatie, ruimtelijke ordening en omgevingsplannen.

3. De warmtetransitie in Hoorn
3.1 Inzicht in de opgave

Eind 2018 is de Factsheet Energiemix Hoorn opgesteld. De factsheet, die is weergegeven in figuur 1,
geeft inzicht in de mogelijke energiemix voor een energieneutraal Hoorn. Deze energiemix maakt de
energiebehoefte in de nulsituatie (peiljaar 2016) inzichtelijk en biedt inzicht in het mogelijke
toekomstscenario voor 2050. Binnen het RES-proces wordt hier verdere (ruimtelijke) invulling aan
gegeven.
In 2050 energieneutraal zijn is de nationale opdracht, dus ook voor de energiemix is dit het
uitgangspunt geweest. Wij hebben in Hoorn echter de ambitie om al in 2040 een energieneutrale
gemeente te zijn. De transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving speelt een belangrijke rol in
het realiseren van die ambitie. In deze transitievisie warmte gaan we verder in op de invulling van die
transitie.
In de energiemix is te zien dat de aardgas in de gebouwde omgeving momenteel voor bijna de helft
van het Hoornse energieverbruik zorgt. Om in 2040 aardgasvrij te zijn, moeten we de komende jaren
toewerken naar een tempo van 1020 aardgasvrij woningen per jaar. Omgerekend zijn dat bijna 3
woningen per dag. Andere grote posten zijn mobiliteit en het elektriciteitsverbruik in de gebouwde
omgeving. In deze transitievisie warmte ligt de focus op het aardgasgebruik in de gebouwde
omgeving. Ook de andere posten zijn uiteraard belangrijke aandachtspunten voor ons als gemeente,
want we moeten in alle sectoren besparen en verduurzamen om onze doelstelling te halen.
De verwachting is dat 80 procent van de energie die nodig is, binnen Hoorn opgewekt kan worden. Dit
kan met zonne-energie, aardwarmte, warmte uit water en wind. De overige 20 procent moet buiten
Hoorn gevonden worden. In 2040 zijn 500.000 zonnepanelen op daken nodig. Dit levert dan 15
procent van de energievraag in Hoorn. Er is daarnaast ruimte voor 10 hectare aan zonnevelden in
Hoorn. Het college wil in 2022 al 5 hectare aan zonnevelden hebben.
12.

Hoorn van het gas af

De huidige situatie
Hoorn heeft ruim 36 duizend woningen, waarvan bijna 20 duizend bestaan uit rijwoningen. Daarnaast
zijn er nog zo’n 1200 bedrijfsvestigingen. Een overzicht van de woningvoorraad in Hoorn is
weergegeven in tabel 1. Ruim 30 procent van de woningen is in het bezit van woningcorporatie
Intermaris. Hoorn kende vooral in de tweede helft van de 20e
eeuw een grote groei, met een nadruk
op de periode tussen 1975 en 1990. Het grootste deel van de woningen in Hoorn is nog aangesloten
op aardgas. Het gemiddelde gasverbruik per woning is 1405 m3
/jaar, wat iets lager ligt dan het
landelijke gemiddelde van 1450m3
. Dat is vaak zo in een stedelijke omgeving, waar de woningen
gemiddeld kleiner zijn.
Bouwjaar woningen Hoorn Aantal Corporatiebezit

< 1920                    1.755 4%
1920 – 1950           1.282 14%
1950 – 1975            4.901 53%
1975 – 1990          14.212 34%
1990 – 2005            7.235 22%
>= 2005                   3.258 16% 

Tabel 1. Overzicht bouwjaar woningvoorraad Hoorn 

3.2 De transitie naar aardgasvrij
Het aardgasvrij maken van woningen en andere gebouwen kan met verschillende technieken en met
verschillende temperaturen. De ene techniek vraagt meer aanpassingen aan de gebouwen in de wijk
dan de andere. We maken onderscheid in collectieve oplossingen en individuele oplossingen.
Bij collectieve oplossingen is het een voorwaarde dat meer dan één woning, vaak meerdere
gebouwen en soms een heel gebied op een bepaalde technologie overstapt. Individuele oplossingen
kunnen voor iedere woning los worden toegepast. Een warmtenet is een collectieve oplossing die
gevoed kan worden door meerdere warmtebronnen.
Een voorbeeld van een individuele oplossing is elektrisch verwarmen door middel van een
warmtepomp in de woning. Hiervoor is het noodzakelijk dat de woning goed geïsoleerd is. De
verschillende alternatieven voor aardgas verschillen in temperatuur waarmee de woning verwarmd
kan worden. De vuistregel daarbij is: hoe lager de temperatuur van de warmte waarmee je een huis
kunt verwarmen, hoe meer je de woning moet isoleren. De meest duurzame energie is de energie die
we niet verbruiken. Daarom is het belangrijk dat woningen en bedrijfspanden goed geïsoleerd zijn.
13 

Om goed voorbereid te zijn op de warmtetransitie is het van belang om:

  • De warmtevraag en verwarmingstemperatuur in gebouwen te verlagen: om over te kunnen
  • gaan op alternatieven voor aardgas met lagere temperaturen is isolatie en het juiste
  • verwarmingssysteem een randvoorwaarde. Bovendien geldt: energie die niet verloren gaat,
  • hoeft ook niet opgewekt te worden.
  • Een geschikte energie-infrastructuur te kiezen: we maken onderscheid tussen de
  • verschillende infrastructuren die in een wijk kunnen liggen om de verwarming van woningen
  • mogelijk te maken (warmtenet, elektriciteitsnet en gasnet)
  • De overstap te maken naar duurzame energiebronnen: er zijn verschillende duurzame
  • bronnen waarmee de infrastructuren gevoed kunnen worden (warmte, wind, zon of
  • hernieuwbaar gas) en bronnen die je in kunt zetten tijdens de transitie (restwarmte, biomassa
  • of aardgas). Alternatieve warmtebronnen, zoals bijvoorbeeld aquathermie, geven minder hoge
  • temperatuurwarmte dan aardgas. Ook daarom is isoleren van groot belang.
  • Hoorn heeft tot 2022 de volgende acties gepland om toe te werken naar wonen zonder aardgas:
  • 6.000 woningen isoleren
  • isolatiemaatregelen bij 20 procent van de bedrijven
  • het energiezuiniger maken van gemeentelijke panden.
Buurtwarmte Hoorn

Voor het verwarmen van de gebouwde omgeving zonder aardgas kennen we vier categorieën
(ingedeeld op basis van type warmte-infrastructuur):
1. Warmtenetten: netwerken van warm water waarmee gebouwen worden verwarmd. Het water
in de warmtenetten wordt verwarmd door duurzame warmtebronnen zoals bijvoorbeeld
geothermie en vormen van aquathermie zoals warmte uit oppervlaktewater. Ook restwarmte
of biomassa kunnen gebruikt worden om warmtenetten mee te voeden.
2. Elektriciteitsnetten: hiermee kunnen woningen, vaak met behulp van een warmtepomp,
elektrisch worden verwarmd. Ook het elektriciteitsnet zal gevoed moeten worden met
duurzame bronnen. Bij de opwekking van elektriciteit gaat het met name zon en wind.
3. Gasnetten: via gasnetten kunnen duurzame, hernieuwbare gassen als biogas of waterstof
worden vervoerd.
4. Toekomstige oplossingen: innovaties op het gebied van warmtetechnieken kunnen op termijn
zorgen voor nieuwe oplossingen.
14
In bijlage 1 geven we een uitgebreide beschrijving van de verschillende aardgasvrije
warmteoplossingen, de bijbehorende bronnen en de kansen in Hoorn. In deze bijlage staat informatie
over warmtenetten, warmtebronnen (o.a. geothermie, aquathermie en biomassa), all-electric,
hernieuwbaar gas en toekomstige innovaties. Binnen de transitie naar het duurzaam verwarmen van
huizen en kantoren wordt tevens gekeken naar het verduurzamen van de koudevraag van de
gebouwde omgeving.
We hebben eerst geanalyseerd welk aardgasvrij systeem het beste past bij de kenmerken van het
vastgoed in Hoorn, zoals de leeftijd van gebouwen, de mate van isolatie of het soort gebouw
(gestapeld of grondgebonden). Vervolgens hebben we gekeken welke bronnen beschikbaar zijn om
de systemen te voeden en waar deze ingezet kunnen worden. Zo zijn we gekomen tot een mogelijke
invulling van een aardgasvrij Hoorn.
De analyses die ten grondslag liggen aan deze transitievisie warmte zijn gebaseerd op het
Warmtetransitiemodel van Over Morgen. Het Warmtetransitiemodel is een ruimtelijk model dat
gebaseerd is op GIS en geeft inzicht in een aardgasvrije gebouwde omgeving. Zie bijlage 2 voor meer
informatie over dit model. We focussen op bewezen oplossingen op basis van de huidige stand van de
techniek, waarbij ook ingegaan wordt op de innovaties die nodig zijn om deze technieken breed
toepasbaar te maken.
De overgang naar aardgasvrij gaat gefaseerd. Het schema in figuur 2 geeft een tussenbeeld of
“transitiebeeld” en een eindbeeld weer van de alternatieve warmteoplossingen die aan bod komen in
de warmtetransitie. Dat beeld laat zien dat we richting 2050 steeds meer overgaan naar lagere
temperaturen.

15
Transitiebeeld aardgasvrije warmteopties

Isolatie als randvoorwaarde
Een belangrijke eerste stap in de energietransitie is het verminderen van de warmtevraag. Om over te
stappen op andere verwarmingssystemen en maximaal gebruik te maken van duurzame bronnen is
het nodig dat we onze huizen met lagere temperaturen gaan verwarmen. Het isoleren van woningen
heeft drie nuttige effecten. Ten eerste wordt de warmtevraag van de woning verminderd door het
isoleren, daarnaast de woning na isolatie op een lagere temperatuur worden verwarmd. Tot slot levert
isolatie een belangrijke bijdrage aan het wooncomfort. Daarom is isoleren een ‘no regret’ maatregel.
We onderscheiden basisisolatie en vergaande isolatie. Bijlage 3 geeft een toelichting van
verschillende isolatieniveaus en bijbehorende maatregelen.
16 

Bovenstaand schema laat zien dat we gaan naar een beeld waar steeds meer woningen zijn
aangesloten op warmtenetten met (lokale) duurzame bronnen als geothermie en oppervlaktewater of
all-electric verwarmd worden. Bij de meeste van die nieuwe technieken is de verwarmingstemperatuur
gelijk of lager dan 70°C. Door er in Hoorn voor te zorgen dat een groot deel van de woningen en
gebouwen een goede basisisolatie krijgt en daarmee geschikt wordt gemaakt voor het verwarmen op
temperaturen van maximaal 70°C zal er een ruimere keus zijn in aardgasvrije warmtetechnieken. Het
aardgasvrij maken van Hoorn betekent dus dat we voor een enorme isolatieopgave staan.
Hoe lager de warmtevraag van woningen, hoe meer woningen verwarmd kunnen worden met dezelfde
hoeveelheid duurzame warmte, duurzame elektriciteit of hernieuwbaar gas. Geen van die bronnen is
ongelimiteerd beschikbaar in Hoorn, we hebben een combinatie van opties nodig. Bovendien zorgt
isoleren voor een lagere piekvraag, wat voordelig is in het ontwerp van de energie-infrastructuur en
dus de betaalbaarheid op de langere termijn.
Die opgave pakken we gefaseerd aan en kan alleen slagen als daarvoor goede condities komen. In
het “Ontwerp van een klimaatakkoord” wordt een standaard aangekondigd die per woningtype een
handelingsperspectief biedt voor de geschikte mate van isolatie. Aan dit perspectief kunnen passende
financieringsconcepten worden gekoppeld. Deze en andere financieringsmogelijkheden kunnen
helpen om het juiste tempo te bereiken in de isolatieaanpak in Hoorn.

4. Waar gaan we naartoe
4.1 Richting voor een aardgasvrij Hoorn 2040

Onderstaande warmtekaart (figuur 3) laat per wijk de alternatieve warmteopties zien op basis van de
analyse met het Warmte Transitie Model. Dit geeft weer hoe een aardgasvrij Hoorn er in 2040 uit kan
zien. De inkleuring van de wijken geeft aan wat de meest waarschijnlijke warmteoplossingen per wijk
zijn in 2040, op basis van de stand van de techniek van vandaag. Het is zeer goed mogelijk dat op
basis van nieuwe inzichten en innovaties het eindresultaat van de warmtetransitie er net anders uit zal
zien. Daarom werkt de kaart op basis van waarschijnlijkheid. De wijken die het meest duidelijk
inkleuren kan met de grootste zekerheid de voorkeurstechniek worden vastgesteld. Dat zijn dan ook
de wijken waar we zullen starten. De wijken waarbij de uiteindelijke warmteoplossing minder duidelijk
is volgen pas later in de tijd.
De kleuren in figuur 3 laten de aardgasvrije warmtetechniek zien met de laagste maatschappelijke
kosten. In de felgroene wijken is het verschil in kosten tussen een warmtenet in vergelijking met
andere opties aanzienlijk: de verwachting is dat een warmtenet hier meer dan 30 procent goedkoper is
dan andere aardgasvrije oplossingen. In de lichtblauwe wijken rechtsboven is de oplossing all-electric
naar verwachting 10 – 30 procent goedkoper dan de andere aardgasvrije alternatieven. In bijlage 3
wordt de werking van het Warmte Transitie Model toegelicht en wordt uitgelegd hoe de warmtekaart
tot stand is gekomen. In sectie 4.2 zoomen we verder in op de resultaten in onderstaande kaart.

De kaart laat zien dat voor een groot deel van Hoorn een warmtenet kansrijk is en dat ook all-electric
in sommige wijken een interessant alternatief is, bijvoorbeeld in Bangert en Oosterpolder. Wijken die
in aanmerking komen voor all-electric zijn doorgaans nieuwe wijken, waar woningen al vergaand
geïsoleerd zijn en de kosten om elektrisch te gaan verwarmen relatief laag zijn. Daarnaast zal een
aantal wijken afhankelijk zijn van hernieuwbaar gas of toekomstige innovaties. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de gebieden met veel historie en vaak vrijstaande huizen in het centrum van Hoorn. Deze
woningen zijn niet gemakkelijk transitiegereed te maken en bovendien heeft een deel van de
woningen een monumentale status. Daarom lijkt hernieuwbaar gas hier nu de meest geschikte optie.
Uiteraard duurt de weg naar 2040 nog lang. Gedurende het proces om volledig aardgasvrij te gaan
wonen in Hoorn worden er nog innovaties op de markt verwacht voor wijken waar nu aardgasvrije
alternatieven moeilijk te realiseren of erg kostbaar zijn.
Het is belangrijk om te noemen dat deze kaart is gebaseerd op de huidige stand van de techniek. Dit
beeld is daarom niet in beton gegoten en wordt regelmatig herijkt. De kaart geeft wel een duidelijke
richting weer en laat zien waar de keuze voor een aardgasvrij alternatief het meest zeker is. We
starten op de plekken waar die zekerheid het grootst is. Hier gaan we in het volgende hoofdstuk
verder op in. 

4.2 Uitgangspunten wijkfasering
We kunnen niet heel Hoorn in één keer aardgasvrij maken. Daarom hebben we met de stakeholders
wijken geselecteerd die wij als kansrijk zien om in de periode tot 2030 aan de slag te gaan. In deze
wijken willen we de komende jaren, gefaseerd, starten met de warmtetransitie. Daarbij zien we kansen
voor verschillende technieken die we in het vorige hoofdstuk hebben besproken. Daarnaast is het voor
de hele stad belangrijk dat we een aanpak ontwikkelen om isolatie te stimuleren zodat alle overige
woningen klaar worden gemaakt voor de transitie naar aardgasvrij.
De keuze van kansrijke wijken om te starten is gebaseerd op onderstaande criteria, die zijn opgesteld
op basis van input van de vertegenwoordigers uit de stuurgroep:
1. Laagste maatschappelijke kosten
We kiezen voor technisch haalbare warmteoplossingen tegen redelijke kosten. Op die manier
houden we de warmtetransitie zo betaalbaar mogelijk voor iedereen. Met een analyse op
basis van het warmtetransitiemodel zijn de warmteopties met de laagste maatschappelijke
18
kosten per wijk inzichtelijk gemaakt. Daarbij hebben we ook gekeken naar de wijken waarvoor
het nu het meest kosteneffectief is om te starten met één van de alternatieven voor aardgas.
2. Corporatiebezit en maatschappelijk vastgoed
De woningcorporatie in Hoorn, Intermaris, is een actieve partij die vergaande maatregelen
neem om haar panden energieneutraal te maken. Wijken waar relatief veel corporatiebezit en
maatschappelijk vastgoed aanwezig is zijn geschikt om mee te starten. Ook wijken waar grote
spelers aanwezig zijn, zoals het Dijklanderziekenhuis, de ijsbaan, een school of een bedrijf
krijgen voorrang. In de analyse worden wijken met veel corporatiebezit (met al minimaal
energielabel B) en maatschappelijk vastgoed daarom als kansrijk gezien om te starten met de
transitie.
3. Geplande investeringen in renovaties en infrastructuur
We willen een zo efficiënt mogelijke transitie door werkzaamheden zo goed mogelijk af te
stemmen. Dat betekent dat we ook hebben gekeken naar geplande investeringen boven en
onder de grond. Hierbij is specifiek gekeken naar de ouderdom van de gasnetten, de
riolerings- en stadsvernieuwingsplanningen van de gemeente en onderhouds-, renovatie- en
sloop/nieuwbouwplannen van woningcorporatie Intermaris. Het afstemmen van al deze
planningen zorgt ervoor dat waar mogelijk onnodige investeringen en overlast voor bewoners
worden voorkomen en bepaalt daarmee deels het tempo van de warmtetransitie. Het is ook
een randvoorwaarde om de juiste schaalgrootte te kunnen behalen voor de realisatie van een
warmtenet.
4. Warmtenet of warmtebron in de buurt
Wijken grenzend aan een andere wijk waar in de toekomst een warmtenet voorzien wordt,
zien wij als kansrijk om op termijn ook aan te sluiten om zo een natuurlijke groei van het
warmtenet vorm te geven. Ook de aanwezigheid of kansrijkheid van een (toekomstige)
warmtebron draagt bij aan de geschiktheid van een wijk. We willen dat de keuze van een
warmte-infrastructuur in de wijken overeenkomt met de bronnen om die infrastructuur (in de
toekomst) te voeden. Dit is randvoorwaardelijk voor een CO2-neutraal energiesysteem,
uiterlijk in 2040. We sluiten daarbij op voorhand geen bronnen uit, maar maken wel
onderscheid tussen transitiebronnen en eindbronnen, waarbij wel ingezet wordt op bronnen
die zo duurzaam mogelijk zijn. Voor de wijken aangeduid als kansrijk voor warmtenetten
hebben we specifiek gekeken of er één of meerdere potentiele warmtebronnen beschikbaar
zijn.
5. Actieve bewoners en stakeholder initiatieven
Wijken waar bewoners al actief zijn en kennisuitwisseling plaatsvindt willen we voorrang
geven. Als de initiatieven passen binnen de uitgangspunten van deze transitievisie warmte
kunnen ze een versnellende functie hebben en leren we er lessen uit voor het vervolg. Ook
lopen er al een aantal pilotprojecten en zijn er buurten die zijn als kansrijk worden gezien door
stakeholdersinitiatieven. Wij werken bijvoorbeeld samen met het Hoogheemraadschap
Hollands Noorderkwartier aan de verduurzaming van Schouwburg het Park, door het
toepassen van energie uit oppervlaktewater van het Markermeer. Verder voeren we samen
met HVC en woningcorporatie Intermaris een haalbaarheidsstudie uit om na te gaan welke
wijken geschikt zouden zijn voor een collectief warmtenet gevoed door geothermie. We
hebben kennisgenomen van de uitkomsten van deze onderzoeken bij het opstellen van de
transitievisie warmte en zoeken waar mogelijk naar synergie om de kansen die er liggen
gezamenlijk te kunnen benutten.
Samen met de vertegenwoordigers hebben wij op basis van de uitkomsten van het
Warmtetransitiemodel en bovenstaande selectiecriteria een keuze gemaakt voor de wijken in Hoorn
die we als kansrijk zien om de komende periode mee aan de slag te gaan. In deze wijken gaan we de
komende jaren, gefaseerd, van start met de warmtetransitie. Dit betekent dat we samen met de
betrokken stakeholders gaan beginnen met de wijkuitvoeringsplannen. Dit doen we door het uitvoeren
19
van een haalbaarheidsstudie om de kansen voor het aardgasvrij maken van woningen en ander
vastgoed in die wijk verder te verkennen. Daarbij zien we kansen voor de verschillende aardgasvrije
technieken die beschikbaar zijn in Hoorn. Deze worden in bijlage 1 verder toegelicht. Daarnaast is het
voor de hele stad belangrijk dat we een aanpak ontwikkelen om isoleren te stimuleren zodat alle
woningen op termijn transitiegereed zijn.
In onderstaande kaart (figuur 4) zijn de gebieden weergegeven waar het kansrijk is om te starten met
de warmtetransitie. We maken bij de wijkprioritering onderscheid in een aantal fases. In groen zijn als
eerste de wijken weergegeven waar we per direct kunnen starten met de wijkuitvoeringsplannen om
de warmtetransitie verder vorm te geven, namelijk Kersenboogerd, het bedrijventerrein Hoorn 80 en
de Nieuwe Steen. De wijk Bangert en Oosterpolder (in blauw), is kansrijk om in de tweede fase, vanaf
2021, te starten met de voorbereiding om aardgasvrij te worden, gevolgd door de wijken in paars waar
we in 2025 aan de slag kunnen gaan met het uitrollen van de infrastructuur die in de eerste twee fases
is ontwikkeld. De wijken in het grijs zullen na 2025 aansluiten. Tot slot volgen de wijken in het oranje.
Deze wijken komen in aanmerking voor hernieuwbaar gas of innovaties die we nog kunnen
verwachten voor 2040.

In paragraaf 4.3 zoomen we in op verschillende gedeelten van de kaart in figuur 4. Om deze kaart
goed te interpreteren is het belangrijk bij een aantal zaken stil te staan:
Een wijk of gebied is niet van de ene op de andere dag aardgasvrij
In de kaart is een tijdsaanduiding gegeven voor de jaren waarin we starten met de warmtetransitie in
de eerste wijken. Let wel, het jaar dat is aangeduid om te starten is het jaar dat we met de
voorbereidingen gaan beginnen om toe te werken naar wonen zonder aardgas, niet dat in dat jaar de
overstap naar aardgasvrij al gemaakt zal worden. Starten betekent in dit geval samen met de
belangrijke stakeholders in de wijk te beginnen met het opstellen van een concreet plan van aanpak
voor de wijk. Bewoners in de wijk worden daarbij betrokken. In het plan van aanpak worden keuzes
gemaakt over de techniek, de organisatie, de financiering, de koppeling met andere opgaven in de
wijk en de communicatie- en participatieaanpak.
Het totale proces naar een aardgasvrije wijk of gebied kan vijf à tien jaar en soms zelfs langer duren
afhankelijk van de complexiteit en daaraan gekoppelde benodigde acties en investeringen en de
grootte van het gebied. Hoe meer er geïsoleerd moet worden voordat een aardgasvrije technologie
kan worden toegepast, hoe langer het over het algemeen zal duren voordat de wijk aardgasvrij kan
zijn. De complexiteit kan ook toenemen als er in een wijk veel verschillende vastgoedeigenaren
aanwezig zijn, die allemaal op een voor hen natuurlijk moment in hun woning willen investeren.
Daarnaast kan de overstap versneld worden als de Rijksoverheid ruimte creëert op het gebied van
financiering en juridische mogelijkheden. 

Grenzen liggen niet vast
We kiezen in de warmtetransitie voor een gebiedsgerichte aanpak, dus wijken, combinaties van wijken
of juist delen van wijken staan centraal. Dit betekent natuurlijk niet dat de aanpak ophoudt bij de grens
van een wijk, of dat een bewonersinitiatief altijd maar in één wijk mag plaatsvinden. De wijkgrenzen
mogen daarom ook niet beperkend zijn. Ze kunnen wel helpen om richting te geven en gebruikt
worden om de communicatie te starten. 

Diversiteit binnen wijken is mogelijk
Het feit dat een wijk is aangeduid als kansrijk voor een warmtenet, betekent niet dat elk gebouw in de
wijk op een warmtenet gaat. Wijken zijn niet homogeen en het kan dus zijn dat in delen van wijken
andere oplossingen kostenefficiënter zijn. We starten bovendien niet in de hele wijk tegelijk, maar
eerst met de corporatiewoningen die al voorzien zijn van energielabel B en andere panden met
eigenaren die snel kunnen en willen aansluiten, waarbij we per fase kijken of particulieren en andere
eigenaren mee kunnen en willen doen. Wel van belang is dat er voldoende schaalgrootte is om te
kunnen starten in een wijk. De minimale schaalgrootte is afhankelijk van de gekozen oplossing. 

De route naar aardgasvrij is niet in beton gegoten
De fasering die in deze kaart is aangegeven is een visie. Deze ligt dus zeker niet vast. Wat zeker is, is
dat we de komende jaren eerst beginnen in de wijken die als groen zijn gemarkeerd. De
warmtetransitie is een proces van ervaring opdoen en leren in de eerste wijken, dus initiatief nemen
en rekening houden met flexibiliteit in de uitvoering en fasering zijn belangrijk. Ook vinden we het
belangrijk om initiatieven in de stad, die passen binnen de uitgangspunten van deze transitievisie te
stimuleren. Het kan dus ook zo zijn dat bij wijken die nu nog niet zijn aangegeven om voor 2025 te
starten, toch al stappen worden gezet richting aardgasvrij. 

Er is keuzevrijheid, maar wel onder voorwaarden
Voor particuliere woningeigenaren geldt dat zij in principe zelf mogen kiezen welke warmteoplossing
ze willen toepassen. De praktijk zal echter ook uitwijzen dat er niet altijd keuze is. Er zal bijvoorbeeld
niet in alle wijken een warmtenet komen, all-electric zal soms vragen om een netverzwaring die niet is
voorzien en duurzaam gas is maar beperkt beschikbaar. Daarnaast is het ook goed om er rekening
mee te houden dat het maatschappelijk niet kosteneffectief is om een dubbele infrastructuur aan te
leggen. We zullen daarom in een wijk waar een warmteinfrastructuur is gepland particulieren niet
aanmoedigen om te kiezen voor een individuele warmtepomp. De wijkprioritering en de bijbehorende
21
warmteoplossingen die we beschrijven geven de voorkeursrichting aan waar we ons gezamenlijk voor
in willen zetten om zo de warmte transitie voor iedereen betaalbaar en uitvoerbaar te kunnen houden.
Daarnaast speelt ook bij het leveren van collectieve warmte de vraag over keuzevrijheid. De
warmtenetten die we in Hoorn willen gaan ontwikkelen, zullen het karakter hebben van een open
warmtenet, waarbij meerdere partijen warmte kunnen invoeden of leveren. We weten nog niet of er
uiteindelijke meerdere aanbieders van collectieve warmte zullen komen in Hoorn, en of inwoners dus
kunnen kiezen van wie ze de warmte af willen nemen. 

Niet ingekleurd betekent niet niks doen
De wijken die nu ingekleurd zijn op de kaart tellen op tot ongeveer een derde van de woningen en
kantoren in Hoorn. Dat betekent niet dat er in de andere wijken helemaal niets hoeft te gebeuren voor
2030. De noodzaak van het transitiegereed maken van woningen door te isoleren geldt voor alle
woningen in alle wijken. Zie ook bijlage 3. Individuele gebouweigenaren kunnen er ook altijd voor
kiezen om zelf de overstap naar aardgasvrij te maken.
We lopen de wijken of gebieden waar we op korte termijn aan de slag gaan, één voor één langs. 

4.3 Kansrijke wijken om te starten
De analyse met het warmtetransitiemodel wijst uit dat de transitie naar wonen zonder aardgas in
Hoorn het beste te realiseren is in drie fases. Nog dit jaar starten we met de eerste fase. We beginnen
met het opstellen van een haalbaarheidsstudie voor de wijk Kersenboogerd. Samen met de betrokken
partijen en met betrokken bewoners treffen we de voorbereidingen om de eerste woningen in het
noordwesten van Kersenboogerd aardgasvrij te maken door een flexibel en toekomstbestendig
warmtenet aan te leggen. Dit warmtenet kan stapsgewijs verder doorgroeien naar het zuidwestelijke
deel van Kersenboogerd, het bedrijventerrein Hoorn 80 en de Nieuwe Steen. Binnen het
wijkuitvoeringsplan gaan we de komende periode samen met betrokken bewoners en de betrokken
partijen het groeiscenario en de perspectieven die dat biedt verder uitwerken, om zo desinvesteringen
te voorkomen. In de tweede fase, vanaf 2021, willen we starten met het aardgasvrij maken van de
Bangert en Oosterpolder, waar we kansen zien voor een all-electric wijk. De derde fase start in 2025,
waarin we de kansen willen benutten voor de verder uitrol van het duurzame warmtenetwerk in
Veenenlaan-kwartier, Hoorn-Noord, het Dijklanderziekenhuis, en in aangrenzende wijken in Risdam
en Grote Waal. In de overige wijken of gebieden starten we pas later, tenzij er initiatieven ontwikkeld
worden die het tijdspad kunnen versnellen. 

Fase 1: Starten in 2019 in Kersenboogerd
Gevolgd door bedrijventerrein Hoorn 80 en de Nieuwe Steen

Waarom deze wijk?
– Kersenboogerd komt duidelijk naar voren als een van de meest kansrijke wijken om te starten
met een warmtenet als oplossing met de laagste maatschappelijke kosten en een hoge
bebouwingsdichtheid.
22
– Intermaris heeft er veel bezit met energielabel B waar de huidige verwarmingsinstallaties
omstreeks 2025 vervangen dienen te worden en kan daarmee als startmotor dienen om
schaal te creëren. Ook WoonzorgNL is in Kersenboogerd een partij met geconcentreerd bezit
en die daarmee een rol kan spelen in het aanjagen van de overstap naar aardgasvrij.
– Een deel van de woningen is al geïsoleerd en het resterende deel kan grotendeels
kosteneffectief worden voorzien van basis isolatiemaatregelen waardoor de woningen kunnen
worden voorbereid op het aansluiten op een collectief warmtenet.
– Er is zicht op beschikbaarheid van duurzame bronnen op middellange termijn (bijvoorbeeld
aquathermie of geothermie). Voor de korte termijn kan tijdelijk biomassa of aardgas worden
ingezet. Hiermee zijn er voldoende mogelijkheden voor een flexibel en toekomstbestendig
warmtenet.
– Kersenboogerd is tevens de wijk die uit de gezamenlijke haalbaarheidsstudie van de
gemeente, HVC en Intermaris als meest kansrijk naar voren komt. In de haalbaarheidsstudie
worden de mogelijkheden verkend voor een haalbare businesscase voor de ontwikkeling van
een warmtenetwerk met geothermie als warmtebron.

Kersenboogerd is in Hoorn de wijk die het beste in aanmerking komt om te starten met de uitrol van
een warmtenet. De analyse met het warmtetransitiemodel geeft weer dat er op basis van de kansen
voor een warmtenet en de concentratie van corporatie woningen een zogenaamd potentie-eiland voor
een warmtenet bevindt in het noordwestelijke deel van Kersenboogerd, zie figuur 5. Deze buurten zijn
het meest kansrijk om mee te starten en om vanuit daar het warmtenetwerk stapsgewijs verder uit te
breiden naar de omliggende buurten. Complexen zoals het verzorgingstehuis Betsy Perk,
wooncentrum De Boogerd en de appartementencomplexen zoals aan het Aagje Dekenplein en Betje
Wolffplein zorgen voor een hoge bebouwingsdichtheid waardoor het gebied uitermate geschikt is voor
een warmtenet.
Voor de ontwikkeling van een warmtenetwerk is tevens een duurzame warmtebron nodig. Op de
(middel)lange termijn is geothermie een duurzame bron die een warmtenet van duurzame warmte kan
voorzien. Meer informatie over geothermie en andere geschikte warmtebronnen is opgenomen in
bijlage 1. De schaalgrootte van een warmtenet met een potentiele geothermiebron reikt verder dan
alleen Kersenboogerd. De ontwikkeling van geothermie als bron is weliswaar kansrijk maar neemt
veel ontwikkeltijd in beslag en vraagt dus om een korte termijn tussenoplossing, zoals bijvoorbeeld
thermische energie uit oppervlaktewater. De analyse met het warmtetransitiemodel laat zien dat er in
Kersenboogerd een redelijke potentie is voor thermische energie uit oppervlaktewater. Dit kan zorgen
voor de eerste paar collectieve warmtevoorzieningen van een paar honderd woningen die kunnen
23
dienen als start van een groter warmtenet. Voor de korte termijn zou ook tijdelijk biomassa of
eventueel aardgas kunnen worden ingezet mits er perspectief is voor een duurzame bron in de nabije
toekomst.
Het is wenselijk dat het warmtenet verder doorgroeit om daarmee te zorgen voor voldoende
afzetmogelijkheden om de kosten van de infrastructuur te kunnen dekken. Door op korte termijn de
voorbereidingen te starten voor een warmtenetwerk in het noordwestelijke deel van Kersenboogerd
kunnen we daarvan leren en deze lessen meenemen in de vervolgstappen in de rest van de wijk. We
beginnen klein en breiden stapsgewijs uit naar andere woningen in de wijk. Na de start in de eerste
buurten in het noordwestelijke deel van Kersenboogerd kan het warmtenetwerk langzaam verder
ontwikkelen richting het zuidwestelijke deel van Kersenboogerd. Ook de aangrenzende
bedrijventerrein Hoorn 80 en de Nieuwe Steen zijn interessant om verder te onderzoeken voor een
mogelijke aansluiting op een toekomstig warmtenetwerk, dit is zichtbaar in figuur 10 verderop in dit
rapport. Met name het bedrijventerrein Hoorn 80 biedt veel kansen om op termijn aan te sluiten op het
warmtenetwerk. In Hoorn 80 bevindt zich een groot aantal bedrijven met een relatief hoog gasverbruik
waarmee een significante besparing te behalen is door een aansluiting te realiseren op een duurzaam
warmtenetwerk. Een deel van de bedrijfspanden zijn op dit moment nog onvoldoende geïsoleerd. De
komende jaren is het van belang om deze panden transitie gereed te maken en voor te bereiden op
een mogelijke aansluiting op het warmtenetwerk. De panden zullen hiervoor minimaal moeten worden
geïsoleerd met basisisolatie. Dit wordt gezien als een no-regret maatregel aangezien deze isolatie
binnen afzienbare tijd kan worden terugverdiend door de lagere energierekening die ontstaat.
Ook voor de woningen geldt dat ze in principe eerst voldoende geïsoleerd moeten worden voordat ze
aangesloten worden op een alternatieve warmtebron. We ontwikkelen bij voorkeur een warmtenet met
een aanvoertemperatuur van 70°C en retour 40 °C, waarmee we flexibel zijn voor toekomstige
warmtebronnen. Om woningen daarop aan te sluiten moeten ze in ieder geval voorzien worden van
een basisniveau isolatie en moet (op termijn) het kookgas worden verwijderd om volledig aardgasvrij
te kunnen worden. Op plekken waar complexen al een collectieve verwarmingsinstallatie hebben kan
gestart worden met het moderniseren van deze collectieve verwarmingsinstallaties door het plaatsen
van individuele afleversets en indien nodig het vervangen van de verouderde radiatoren. Particuliere
eigenaren kunnen deze investeringen in de praktijk vaak niet dragen. Het is dus van belang dat hier
een aanpak voor ontwikkeld wordt. Hier zullen we dieper op ingaan bij de uitvoeringsstrategie in
hoofdstuk 5. 

Van transitiebron naar eindbron
Daarnaast zal onderzocht moeten worden met welke bron de doorontwikkeling van het warmtenet het
beste plaats kan vinden. De potentie van geothermie is in Hoorn gunstig, zie figuur 6. HVC en
Intermaris voeren daarom in samenwerking met de gemeente een haalbaarheidsstudie uit naar de
mogelijkheden van een warmtenetwerk in Hoorn met geothermie als warmtebron. Om de hoge kosten
van het ontwikkelen van de bron en het aanleggen van het warmtenetwerk af te kunnen dekken is het
noodzakelijk om een minimaal aantal woningen aan te sluiten op de bron. De haalbaarheidsstudie zal
uitwijzen hoeveel woningen er minimaal nodig zijn om een warmtenetwerk gevoed door geothermie te
kunnen ontwikkelen. De ontwikkeling van een geothermie project duurt gemiddeld minimaal een jaar
of acht. Daarom zullen we ook kijken naar andere (tijdelijke) warmtebronnen voor de korte en
middellange termijn. Aquathermie en restwarme zijn hiervoor een interessante oplossingen. Omdat de
temperatuur van warmte uit aquathermie (een stuk) lager ligt dan de warmtevraag van (de meeste)
woningen, zal de warmte moeten worden naverwarmd met een elektrische warmtepomp. Het
warmtenetwerk in de wijk zal dan gevoed worden met grote industriële wijkwarmtepompen. Deze
warmtepompen kunnen gebruik maken van verschillende warmtebronnen, zoals bijvoorbeeld:
– Thermische energie uit oppervlaktewater (TEO), gezien de ligging bij het Markermeer
– Thermische energie uit afvalwater (TEA), mede afhankelijk van de locatie van de
afvalzuiveringsinstallaties. Voor nieuwbouwproject IKEC, het nieuw te ontwikkelen
kindcentrum bij Nieuwe Steen, onderzoeken we de potentie om warmte te onttrekken uit
afvalwater van een doorpompgemaal, om deze warmte te gebruiken voor het IKEC
24
kindcentrum. Ook voor het nieuwbouwproject Holenkwartier onderzoeken we de potentie om
warmte in te zetten uit afvalwater.
– Laagwaardige restwarmte vanuit de bedrijventerreinen in Hoorn of andere grootverbruikers
zoals het Dijklanderziekenhuis en zwembad ‘de Waterhoorn’.
– Bij voldoende schaalgrootte ontstaat de mogelijkheid om over te stappen naar warmte uit
geothermie

Fase 2: Starten in 2021 in Bangert en Oosterpolder

Waarom deze wijk?
– Deze wijk heeft goed geïsoleerde woningen die geschikt zijn voor all-electric. De kosten voor
all-electric zijn naar verwachting in deze wijk 10 – 30% goedkoper dan alternatieve
aardgasvrije oplossingen.
– Er worden op korte termijn nog ca. 1200 woningen bij gebouwd. Omdat die woningen meteen
aardgasvrij gebouwd zullen worden kunnen die als katalysator dienen voor de bestaande
woningen door kennis op te doen en te delen over aardgasvrij wonen met all-electric.
– Het overgrote deel van de wijk bestaat uit particulier bezit waarmee deze wijk als proeftuin kan
dienen om te leren over de overstap naar aardgasvrij wonen voor particuliere
woningeigenaren. Wij kunnen hier leren wat particuliere bewoners nodig hebben om zelf aan
de slag te gaan en waar ze tegenaanlopen in het proces naar aardgasvrij.

De wijk Bangert en Oosterpolder is qua bouw uitermate geschikt om over te stappen op all-electric
aangezien de woningen al relatief goed geïsoleerd zijn. Op basis van de laagste transitiekosten
(weinig tot geen na-isolatie nodig) komt deze wijk in aanmerking om in de 2e
fase van de transitie over
te stappen. We starten met de woningen die het vroegst gebouwd zijn. In een aantal woningblokken is
de cv-ketel vanaf 2021 aan vervanging toe, daarmee ontstaat een natuurlijk moment om over te gaan
op een warmtepomp. In die wijk gaan we daarom beginnen, waarna de andere woningen met latere
bouwjaren gefaseerd kunnen volgen. Het voordeel van een all-electric oplossing is dat bewoners hier
individueel mee aan de slag kunnen gaan, op het moment waarop het voor hen het beste past. Het
zou interessant zijn om daarom al op korte termijn een pilot te starten met een klein groepje woningen
om gezamenlijk te leren van de overstap naar all-electric. Naast de individueel warmtepomp kan is het
ook mogelijk om in overleg met buurtgenoten de mogelijkheden te verkennen voor een collectieve
buurtwarmtepomp. Het voordeel van een collectieve warmtepomp is dat deze vaak efficiënter, en dus
voordeliger is. Ook kan de benodigde verzwaring van het elektriciteitsnet heel lokaal plaatsvinden.
Voor de toepassing van een collectieve warmtepomp is echter wel een aanvullend buurtwarmtenet
nodig om de warmte naar de individuele woningen te brengen. De lagere elektriciteitskosten voor de
collectieve warmtepomp moet dan opwegen tegen de aanvullende investeringen voor de
warmteleidingen. Om (een groot deel van) de wijk all-electric te maken zal door Liander het
elektriciteitsnet verzwaard moeten worden. In overleg met Liander moet gekeken worden waar
verzwaring nodig is in het elektriciteitsnet en op welke termijn mogelijke werkzaamheden gepland
kunnen worden. Dit heeft zowel ruimtelijke effecten boven als onder de grond. Daarbij is het dan ook
van belang dat aan de voorkant van het proces de geschiktheid van de bodem onderzocht wordt. 

Fase 3: starten in 2025 in Veenenlaankwartier
Gevolgd door Hoorn-Noord, het Dijklanderziekenhuis en aangrenzende buurten in Risdam en Grote
Waa
l 

Kansen voor uitbreiding van het duurzame warmtenetwerk
Waarom deze wijk?
– Ook Veenenlaankwartier is een kansrijke wijk om te starten met een warmtenet als oplossing
met lage maatschappelijke kosten.
– Intermaris heeft er veel bezit en kan daarmee eventueel als startmotor dienen om schaal te
creëren. De uiteindelijke planning is onder andere afhankelijk van het natuurlijke moment van
vervanging van de huidige cv-ketels aangezien in een deel van de wijk recent de cv-ketels
recent al zijn vervangen.
26
– Na de start van het warmtenetwerk in Kersenboogerd zijn de aangrenzende wijken
Veenenlaankwartier, Hoorn-Noord inclusief het Dijklanderziekenhuis en de aangrenzende
buurten van Risdam en Grote Waal geschikt om het warmtenetwerk te laten doorgroeien.
Daarmee ontstaat zicht op het minimale aantal woningen dat nodig is om een mogelijke
geothermiebron aan te kunnen sluiten en de tijdelijke warmtebron(nen) te vervangen.
– Een deel van de riolering moet op korte termijn worden vervangen.
– Er zijn verschillende locaties die in aanmerking kunnen komen voor thermische energie uit
rioolwater, afvalwater of oppervlaktewater. In figuur 8 wordt de potentie van aquathermie op
de kaart weergegeven. Op twee locaties wordt onderzoek gedaan naar pilots met
aquathermie.

Intermaris heeft de afgelopen jaren al veel aan verduurzaming gerealiseerd door in
Veenenlaankwartier een groot deel van haar bezit te voorzien van isolatie. Dit was in de tijd voordat
aardgasvrij hoog op de agenda stond dus een deel van de woningen hebben een nieuwe cv-ketel
gekregen en de woningen hebben bijvoorbeeld nog wel gas om op te koken. Cv-ketels hebben een
levensduur van gemiddeld 15 tot 18 jaar. Het is economisch efficiënt om rekening te houden met het
vervangingsmoment van de ketels bij het aansluiten van deze wijk op het warmtenet.
Aan de andere kant is een deel van de riolering in Veenenlaankwartier binnen een aantal jaren aan
vervanging toe. Dit biedt de mogelijkheid om synergievoordelen te behalen door ook nieuwe
infrastructuur zoals een warmtenet aan te leggen. Daarnaast zal een deel van de gasleidingen die in
de buurt van de ontgravingen liggen uit veiligheidsredenen voorafgaand aan de werkzaamheden
moeten worden vervangen. De planning van de werkzaamheden zal goed met Liander en met de
bewoners moeten worden afgestemd. Het is van belang om de planning zodanig in te richten zodat er
tijd is om de bewoners, waaronder particuliere eigenaren, mee te kunnen nemen in de omschakeling
zodat er geen suboptimale netinvesteringen hoeven te worden gedaan.
Idealiter zorgen we ervoor dat de planningen zoveel mogelijk op elkaar worden aangepast zodat
werkzaamheden in de ondergrond, aan de wegen en in de woningen kunnen worden gecombineerd.
Dit is niet alleen kosten-efficiënt maar zorgt er ook voor dat omwonenden minder overlast zullen
hebben van openliggende wegen en werkzaamheden aan hun woningen. In de situatie van
Veenenlaan-kwartier lijkt het erop dat de rioleringswerkzaamheden sneller plaats zullen vinden dan
dat er mogelijkerwijs een warmtenet kan worden aangelegd. De betrokken partijen zullen zo goed
27
mogelijk met elkaar afstemmen om na te gaan of het alsnog mogelijk is om (een deel van de)
werkzaamheden met elkaar te combineren. 

Hoorn-Noord
Verdere uitrol van het warmtenetwerk in fase 3

De wijk Bangert en Oosterpolder is qua bouw uitermate geschikt om over te stappen op all-electric
aangezien de woningen al relatief goed geïsoleerd zijn. Op basis van de laagste transitiekosten
(weinig tot geen na-isolatie nodig) komt deze wijk in aanmerking om in de 2e
fase van de transitie over
te stappen. We starten met de woningen die het vroegst gebouwd zijn. In een aantal woningblokken is
de cv-ketel vanaf 2021 aan vervanging toe, daarmee ontstaat een natuurlijk moment om over te gaan
op een warmtepomp. In die wijk gaan we daarom beginnen, waarna de andere woningen met latere
bouwjaren gefaseerd kunnen volgen. Het voordeel van een all-electric oplossing is dat bewoners hier
individueel mee aan de slag kunnen gaan, op het moment waarop het voor hen het beste past. Het
zou interessant zijn om daarom al op korte termijn een pilot te starten met een klein groepje woningen
om gezamenlijk te leren van de overstap naar all-electric. Naast de individueel warmtepomp kan is het
ook mogelijk om in overleg met buurtgenoten de mogelijkheden te verkennen voor een collectieve
buurtwarmtepomp. Het voordeel van een collectieve warmtepomp is dat deze vaak efficiënter, en dus
voordeliger is. Ook kan de benodigde verzwaring van het elektriciteitsnet heel lokaal plaatsvinden.
Voor de toepassing van een collectieve warmtepomp is echter wel een aanvullend buurtwarmtenet
nodig om de warmte naar de individuele woningen te brengen. De lagere elektriciteitskosten voor de
collectieve warmtepomp moet dan opwegen tegen de aanvullende investeringen voor de
warmteleidingen. Om (een groot deel van) de wijk all-electric te maken zal door Liander het
elektriciteitsnet verzwaard moeten worden. In overleg met Liander moet gekeken worden waar
verzwaring nodig is in het elektriciteitsnet en op welke termijn mogelijke werkzaamheden gepland
kunnen worden. Dit heeft zowel ruimtelijke effecten boven als onder de grond. Daarbij is het dan ook
van belang dat aan de voorkant van het proces de geschiktheid van de bodem onderzocht wordt. 

Fase 3: starten in 2025 in Veenenlaankwartier
Gevolgd door Hoorn-Noord, het Dijklanderziekenhuis en aangrenzende buurten in Risdam en Grote
Waa
l 

Kansen voor uitbreiding van het duurzame warmtenetwerk
Waarom deze wijk?
– Ook Veenenlaankwartier is een kansrijke wijk om te starten met een warmtenet als oplossing
met lage maatschappelijke kosten.
– Intermaris heeft er veel bezit en kan daarmee eventueel als startmotor dienen om schaal te
creëren. De uiteindelijke planning is onder andere afhankelijk van het natuurlijke moment van
vervanging van de huidige cv-ketels aangezien in een deel van de wijk recent de cv-ketels
recent al zijn vervangen.
26
– Na de start van het warmtenetwerk in Kersenboogerd zijn de aangrenzende wijken
Veenenlaankwartier, Hoorn-Noord inclusief het Dijklanderziekenhuis en de aangrenzende
buurten van Risdam en Grote Waal geschikt om het warmtenetwerk te laten doorgroeien.
Daarmee ontstaat zicht op het minimale aantal woningen dat nodig is om een mogelijke
geothermiebron aan te kunnen sluiten en de tijdelijke warmtebron(nen) te vervangen.
– Een deel van de riolering moet op korte termijn worden vervangen.
– Er zijn verschillende locaties die in aanmerking kunnen komen voor thermische energie uit
rioolwater, afvalwater of oppervlaktewater. In figuur 8 wordt de potentie van aquathermie op
de kaart weergegeven. Op twee locaties wordt onderzoek gedaan naar pilots met
aquathermie.

Waarom deze wijk?
– De woningvoorraad van de wijk is geschikt voor het aansluiten op een warmtenet. In
noordoostelijk deel Hoorn-Noord staat een aantal appartementencomplexen waardoor de
bebouwingsdichtheid daar zeer hoog is.
– Het toepassen van basis isolatiemaatregelen levert een forse besparing op en zorgt er ook
voor dat de woningen geschikt worden voor een flexibel toekomstig warmtenet met 70°C als
aanvoertemperatuur.
– Een groot deel van de woningen is in het bezit van Intermaris. Intermaris kan daarmee een rol
vervullen als startmotor. Een deel van de woningen is echter recent een nieuwe cv-ketel
geïnstalleerd. Het is logisch om aan te sluiten bij een natuurlijk vervangingsmoment en pas
over te stappen als de ketels voorbij hun economische levensduur zijn.
– Interessant gebied voor pilot met kleinschalige collectieve oplossing, bijvoorbeeld met
riothermie (thermische warmte uit het riool).
– Mogelijkheden voor het aansluiten van het Dijklanderziekenhuis op het warmtenetwerk
Voor de wijk Hoorn-Noord/Venenlaankwartier onderzoeken we in hoeverre thermische energie uit
rioolwater geschikt is om deze wijk te voorzien van warmte. Voor het nieuwbouwproject Holenkwartier
onderzoeken we de potentie om warmte in te zetten uit afvalwater. Daarnaast zijn er mogelijkheden
voor de benutting van thermische energie uit oppervlaktewater.
De aanwezigheid van het Dijklanderziekenhuis in de wijk, als een van de grootverbruikers van energie
in Hoorn, maakt dat het interessant zou zijn of er een versnelling van de aanleg van het warmtenet
mogelijk is. Door het Dijklanderziekenhuis aan te sluiten op een duurzaam warmtenet kan een
significante besparing van aardgas worden gerealiseerd.
Grote Waal
Verdere uitrol van het warmtenetwerk

Waarom deze wijk?
– De woningvoorraad in met name het oostelijk deel van de wijk is geschikt voor het aansluiten
op een warmtenet. Hier staat een aantal appartementencomplexen waardoor de
bebouwingsdichtheid daar zeer hoog is.
– Het toepassen van basis isolatiemaatregelen levert een forse besparing op en zorgt er ook
voor dat de woningen geschikt worden voor een flexibel toekomstig warmtenet met 70°C als
aanvoertemperatuur.
– Intermaris heeft hier ruim duizend woningen in bezit en kan daarmee een rol vervullen als
startmotor. Een deel van de woningen is echter recent een nieuwe cv-ketel geïnstalleerd. Het
is logisch om aan te sluiten bij een natuurlijk vervangingsmoment en pas over te stappen als
de ketels voorbij hun economische levensduur zijn.
– Het gebied is vanwege de ligging interessant voor een pilot met thermische energie uit
oppervlaktewater.

Grootverbruikers in Hoorn
Kansen voor versnelde verduurzaming en uitwisseling van warmte

Hoorn 80 is met negen andere bedrijventerreinen geselecteerd om energiepositief te gaan worden. De
ambitie is dat door de bedrijven meer energie wordt geproduceerd dan verbruikt. Om te beginnen door
energie te besparen door middel van ledverlichting, isolatie en andere besparende maatregelen.
energie duurzaam opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Als het aan de ondernemers en hun
vertegenwoordigers ligt, levert Hoorn 80 binnen vijf jaar méér energie dan het verbruikt. De overstap
naar aardgasvrij werken zou een hele mooie combinatie kunnen vormen. Op Hoorn 80 bevinden zich
een groot aantal bedrijven met een relatief hoog gasverbruik waarmee een significante besparing te
behalen is door een aansluiting te realiseren op een duurzaam warmtenetwerk. Een deel van de
bedrijfspanden zijn op dit moment nog onvoldoende geïsoleerd. De komende jaren is het van belang
om deze panden transitie gereed te maken en voor te bereiden op een mogelijke aansluiting op het
warmtenetwerk.
Ook het Dijklanderziekenhuis behoort bij de grootverbruikers van energie in Hoorn. Het ziekenhuis
heeft een eigen warmte-koudesysteem waarmee ze een deel van haar warmtegebruik zelf opwekt.
Het overgrote deel van de ruimteverwarming vindt echter nog plaats met behulp van gas. Het
Dijklanderziekenhuis zou voor Hoorn-Noord als katalysator kunnen dienen bij het uitrollen van een
duurzaam warmtenetwerk.
30
Ook de andere grootverbruikers, zoals de scholen van Stichting Onderwijshuisvesting Hoorn,
zwembad de Waterhoorn en ijsbaan de Westfries van Optisport (semi-grootverbruiker) kunnen als
startmotor dienen voor het ontwikkelen van duurzame warmte in de wijken waarin ze zich bevinden.
De komende jaren zal verder onderzocht moeten worden welke duurzame warmteoplossingen het
meest geschikt zijn en of er mogelijkheden zijn voor warmteuitwisseling met de omringende
woningbouw. 

4.4 Kosten van de warmtetransitie
De oplossingen om woningen aardgasvrij te maken zijn niet kosteloos. De warmtetransitie is een
ingrijpend proces waarbij geïnvesteerd moet worden in de woningen, de energie-infrastructuur wordt
aangepast en de gasketel wordt vervangen.
Met het warmtetransitiemodel van Over Morgen zijn de kosten voor de warmtetransitie in Hoorn
berekend. Gemiddeld voor Hoorn komen deze kosten per woning neer op het volgende, waarbij we
onderscheid maken tussen woningen die op het warmtenet gaan en woningen die all-electric worden,
en waarbij we uitgaan van de huidige stand van de techniek.
Warmtenetten
Kosten transitiegereed maken woning (basisisolatie + ventilatie + elektrisch koken) €6.000 – €12.000
Kosten infrastructuur (aansluitkosten)                                                                         €5.000 – €10.000
Kosten per woning totaal                                                                                           €11.000 – €22.000
All-electric
Kosten per woning totaal                                                                                           €25.000 – €47.000 

Op basis van deze getallen is berekend dat de kosten van de warmtetransitie in Hoorn voor alle
36.000 woningen en gebouwen samen tussen de 400 en 800 miljoen euro zal liggen. Dit bedrag is
een indicatie gebaseerd op de technisch-financiële analyse die heeft geleid tot de meest kansrijke mix
aan oplossingen – ongeveer 70 procent warmtenetten en 30 procent individuele oplossingen – waarbij
rekening is gehouden met innovatie.
– Bestaande prijsverschillen op de markt

  • Marktontwikkelingen zoals schaarste en inzetbaarheid van personeel, materiaal, etc.
  • Het al dan niet benutten van natuurlijke momenten voor investeringen (woningrenovatie,aanpakken van de riolering, etc.)
  • Reeds getroffen maatregelen in de woning
  • Afwijking van de kengetallen als gevolg van sterk afwijkende woningen

Deze cijfers geven de totale kosten weer van de warmtetransitie, andere kosten aan
woningverbetering zoals een nieuwe keuken bij het plaatsen van een inductiekookplaat zijn niet
meegenomen. Een groot deel van de kosten voor isolatie zijn terug te verdienen uit de
energierekening.
De kosten voor warmtetransitie zijn aanzienlijk en kunnen enorm verschillen van woning tot woning of
van gebouw tot gebouw. Daarom is het belangrijk om een manier te vinden om tot een eerlijke
verdeling van kosten tussen alle betrokken partijen en bewoners te komen. Bovendien zijn nieuwe
manieren van financiering nodig om ervoor te zorgen dat iedereen de stap naar een aardgasvrije
woning of gebouw kan maken. In Hoorn onderzoeken we de mogelijkheden om een revolverend fonds
in te richten om zo bij te dragen in de investeringen die nodig zijn voor de overstap naar wonen zonder
aardgas.
31
5. Samenwerken aan wonen in Hoorn zonder aardgas
We hebben met alle betrokken partners een eerste stap gemaakt in het opstellen van de gezamenlijke
doelen die we nastreven om de uitvoering van de transitie naar wonen zonder aardgas in Hoorn te
realiseren. De warmtetransitie is een complex proces dat vraagt om een programmatische aanpak.
Hiervoor zullen we een uitvoeringsprogramma opzetten. Een eerste belangrijke stap na het afronden
van de transitievisie warmte is het opstellen van wijkuitvoeringsplannen voor de eerste wijken die
aardgasvrij zullen worden. In de wijkuitvoeringsplannen maken we afspraken op wijkniveau over de
belangrijkste onderwerpen in de warmtetransitie, waaronder welke techniek we gaan inzetten om
aardgasvrij te worden, hoe de financiering wordt vormgegeven, hoe we ons willen organiseren, hoe
we bewoners willen ontzorgen, en ook hoe we het proces van communicatie en participatie van
bewoners per wijk zullen inrichten.
In voorbereiding op de wijkuitvoeringsplannen hebben we vast nagedacht over de eerste acties die
nodig zijn om snel te kunnen starten. Zoals welke stappen er nodig zijn om aan de slag kunnen in de
wijken die het eerst aan de beurt zijn. We zullen in het uitvoeringsprogramma ook stil staan bij de rol
van de gemeente en de rollen van de andere partijen. Een ander belangrijk onderdeel van de
uitvoeringsstrategie is hoe we ervoor gaan zorgen dat we bewoners tijdig betrekken.
Er zijn een aantal belangrijke onderdelen die we de komende periode verder zullen moeten uitwerken:
– Het formuleren van de (tussentijdse) doelen en acties die nodig zijn om te starten in de eerste
wijken
– Het vormgeven van de organisatiestructuur die nodig is om de overstap naar wonen zonder
aardgas mogelijk te maken
– Het opstellen van een communicatie- en participatiestrategie om zo bewoners zo goed
mogelijk te kunnen informeren en indien van toepassing mee te laten denken in de benodigde
stappen
– Het vormgeven van een isolatie-agenda en de overige stappen die nodig zijn om het vastgoed
gereed te maken voor de warmtetransitie
– Het voorbereiden van de benodigde stappen om een warmtenetwerk aan te kunnen gaan
leggen.
Als eerste stappen richting het uitvoeringsprogramma hebben we richting gegeven aan de volgende
vier thema’s:
1. Doelen en aandachtsgebieden van het uitvoeringsprogramma
Doelen:
– In 2022 hebben we 4000 woningen voorbereid op collectieve warmte. Dit zijn woningen die
zich bevinden in de 1e
wijken die aardgasvrij zullen worden
– In 2022 zijn 250 woningen overgestapt op all-electric
– In 2019 gaan we de route naar aardgasvrij in Kersenboogerd uitwerken;
o We gaan bepalen waar gaan we starten
o We zorgen dat er per postcodegebied een aardgasvrije oplossing in beeld is
o We gaan het startproject in Kersenboogerd indienen als proeftuin project bij het
ministerie van BZK
Aandachtsgebieden:
– Communicatie: We gaan zorgen voor draagvlak door communicatie, waarbij we alle bewoners
zullen betrekken. Het kennisniveau en de wensen van bewoners zullen we meetbaar maken
door het afnemen van interviews of enquêtes op verschillende momenten, of via andere
manieren waarop we bewoners kunnen bereiken. Tijdens de bewonersavond die plaatsvond
in het kader van deze transitievisie warmte is hierin al een eerste stap gemaakt, zie resultaten
in bijlage 5. Bewoners gaven aan zo snel mogelijk betrokken te willen worden bij de
warmtetransitie, als er concrete plannen zijn voor hun eigen wijk, maar ook als er nog geen
concrete plannen zijn voor hun eigen wijk. Een groot deel van de bewoners die aanwezig
32
waren op de bewonersavond gaven tevens aan graag mee te willen denken over de oplossing
in hun eigen wijk. De meeste mensen willen graag per brief worden geïnformeerd.
– Kosten: Bij de bewonersavond gaven veel mensen aan zich zorgen te maken over de kosten.
De gemeente zal daarom duidelijkheid scheppen over de kosten, de financiering en de
urgentie van de transitie naar wonen zonder aardgas. Daarbij moet duidelijkheid komen over
de kosten en baten. Tevens moet we er met elkaar voor zorgen dat het aanbod om over te
stappen naar wonen zonder aardgas acceptabel is, ook voor mensen met een kleinere
portemonnee.
– Beschikbaarheid van mensen: Om de transitie naar wonen zonder aardgas mogelijk te maken
hebben we voldoende beschikbaarheid van technische kennis nodig en technisch personeel
voor de uitvoering.
– Financieringsmogelijkheden: We willen duidelijk communiceren over isolatiemogelijkheden en
subsidies en acties die hiervoor beschikbaar zijn. Ook in 2020 is er weer een subsidie
beschikbaar voor energiebesparende maatregelen en een duurzaamheidslening, zie
www.hoorn.nl/energiesubsidie en www.hoorn.nl/duurzaamheidslening. Daarnaast werkt het
rijk aan financieringsmogelijkheden voor aanpassingen van de woning.
– Ontwikkeling warmtenetwerk: We gaan nader onderzoeken hoe het warmtenet zich moet
gaan ontwikkelen door de stad en wat de meest geschikte warmtebronnen zijn om het
warmtenet mee te voeden. We zullen tevens uitleg geven aan het belang van een (warmte)
infrastructuur en de mogelijkheden van starten met aquathermie of eventueel een tijdelijke
(gas)bron.
– Evaluatie: Na 5 tot 10 jaar willen we de wijkprioritering en de belangrijkste uitgangspunten uit
deze transitievisie warmte evalueren. Ook zullen we nagaan hoeveel CO2 reductie de
stappen hebben opgeleverd (nulmeting en wijk barometer inzetten voor monitoring).
2. Uitvoeringsstrategie in de wijken en ambities in de kansgebieden
– We gaan starten in de meest kansrijke postcodegebieden met de belangrijkste stakeholders
– In eerste wijk gaan we per postcodegebied concretiseren wat we het komende jaar gaan
doen. In de jaren daarna starten we bij het eerste postcodegebied en bepalen we op basis
daarvan wat de route in de wijk wordt
– We leren van onze aanpak zodat we de eerste wijken die overstappen op wonen zonder
aardgas intensiever zullen begeleiden dan laatste wijken
– We zullen de overstap naar wonen zonder aardgas indien mogelijk zoveel mogelijk koppelen
aan andere energievraagstukken, zoals isoleren, gebruik maken van duurzame elektriciteit, en
elektrisch rijden.
3. Belangrijke stakeholders waar het uitvoeringsprogramma zich op richt
– Het uitvoeringsprogramma moet zich richten op iedereen die in Hoorn woont of werkt
– Specifiek voor Kersenboogerd, de eerste wijk die in aanmerking komt om aardgasvrij te
worden, zal het uitvoeringsprogramma zich moeten richten op:
o Betrokken bewoners, waaronder huurders, particulieren, VvE’s, sporthallen,
winkelcentra, scholen, verzorgingshuizen en ouderenvoorziening
o Intermaris
o Liander
o Bouwbedrijven
o Installateurs
o Warmtebedrijf/bedrijven
o Collega’s bij de gemeente Hoorn, onder andere op het gebied van Wonen en
Openbare Ruimte
4. Tussentijdse resultaten
– In 2019 moet de informatievoorziening op orde zijn, waaronder de ‘frequently asked questions’
(FAQ), en een communicatieve samenvatting van deze transitievisie
– We zullen een besparingscampagne inzetten die we koppelen aan de resultaten van
beschikbare huisscans en andere informatie over de woningen
33
– We zullen een financieringsconstructie inrichten voor bewoners met kleine portemonnee
– We brengen de status van de isolatiegraad in de wijk Kersenboogerd in kaart
– De businesscase voor een mogelijk warmtenetwerk is opgeleverd
– De wijkuitvoeringsplannen voor de eerste wijken zijn gereed. In de wijkuitvoeringsplannen
nemen we ook de koppelkansen mee, waaronder vergroening, klimaatadaptatie en de
koudevraag
– We zullen de bronnenstrategie verder ontwikkelen, onder andere door duidelijkheid te
scheppen over de mogelijkheden van geothermie. We sluiten daarbij aan op de
bronnenstrategie vanuit de Regionale Energie Strategie (RES).
34

 
Bijlage 1. Aardgasvrije warmteoplossingen Hoorn
1. Warmtenetten
Een warmtenet transporteert warm water in een gesloten systeem via warmteleidingen van de
warmtebron naar woningen en andere gebouwen. Woningen en gebouwen worden uitgerust met een
afleverset voor warmte. Die afleverset zorgt ervoor dat de woning en het water uit de kraan op de
gewenste temperatuur wordt verwarmd. Het afgekoelde water gaat terug, om daarna bij de
warmtebron weer opgewarmd te worden.
Warmtenetten zijn kansrijk in een stedelijke omgeving met hoge dichtheid en veel gestapelde bouw,
gebieden die in Hoorn in grote mate aanwezig zijn. Zo’n warmtenet wordt niet in één keer aangelegd,
maar zal groeien vanuit het eerste lokale netwerk of gebied voor gebied ontstaan. Lokale netten
kunnen met elkaar worden verbonden waardoor een groter warmtenet ontstaat.
Onderstaande kaart (figuur 10) laat kansgebieden voor warmtenetten in Hoorn zien. De oranje
potentie-eilanden geven gebieden weer waarin veel woningen of andere gebouwen staan die geschikt
zijn om op korte termijn aan te sluiten op een warmtenet. Uitleg over de totstandkoming van deze
kaart wordt gegeven in bijlage 2.

Ontwikkeling & beheer
De warmtenetten die we in Hoorn willen gaan ontwikkelen, zullen het karakter hebben van een open
warmtenet. Voor elk gedeelte van het warmtenet wordt berekend op welke dimensie het net moet
worden ontwikkeld. Hiermee wordt bedoeld welke capaciteit het netwerk moet hebben om te zorgen
dat het past bij de hoeveelheid warmte die uit de warmtebron komt en de hoeveelheid warmte die
nodig is in de betreffende wijk(en) in Hoorn. Op het moment dat het aantal warmteafnemers groeit kan
het netwerk worden uitgebreid en kunnen er nieuwe warmtebronnen aan het net worden toegevoegd.
De partij(en) die het warmtenetwerk ontwikkelt kan/kunnen tevens de partij(en) zijn die het netwerk
beheert, de warmte transporteert naar de woningen en zo warmte aan de eindgebruikers levert. Het is
echter ook denkbaar dat na de ontwikkelfase van het warmtenetwerk andere cq. meerdere partijen
(een deel van) het netwerk overnemen, gaan beheren en/of alleen of aanvullende (additionele)
warmte gaan leveren.
35
Warmtebronnen
Bij iedere energie-infrastructuur hoort een andere energiedrager. Dit is respectievelijk gas (gasnet),
elektriciteit (elektriciteitsnet) en/of water (warmtenet). Bij de verschillende energiedragers horen
verschillende bronnen en (on)mogelijkheden om energie, die nodig is voor het verwarmen van
woningen en gebouwen, op te slaan. Daarnaast is de bron en bijhorende energie-infrastructuur ook
sterk afhankelijk van de schaalgrootte, die kan worden gerealiseerd.
Om warmte via een warmtenetwerk te kunnen leveren aan Hoornse huishoudens en andere afnemers
zijn uiteraard warmtebronnen nodig. Een warmtenet is een flexibel systeem, bronnen kunnen
aangepast en verduurzaamd worden als het net er ligt. We onderscheiden drie kansrijke bronnen in
Hoorn: geothermie, aquathermie en zogenaamde transitiebronnen. Naast deze drie hoofdrichtingen
kunnen ook andere lokale bronnen, zoals retourwarmte uit het warmtenet en eventueel hernieuwbare
gassen als biogas en waterstof een rol spelen in de toekomstige warmtevoorziening. 

Geothermie
Bij de toepassing van geothermie voor de verwarming van woningen en gebouwen wordt warm of heet
water vanuit een waterhoudende aardlaag opgepompt. Deze warmte wordt via een warmtenet
gebruikt voor het verwarmen van gebouwen. Vervolgens wordt het afgekoelde koudere water weer in
de diepe ondergrond teruggepompt. Hoorn heeft een goede potentie voor geothermie, zie de kaart in
onderstaande figuur 11. Nader onderzoek zal meer zekerheid bieden over de potentie van geothermie
in Hoorn.
Bij reguliere of diepe geothermie (2 à 3 kilometer diep) wordt water van ongeveer 80 tot 90 °C omhoog
gepompt. Naast diepe geothermie bestaat er ook ondiepe geothermie en ultradiepe geothermie. Bij
ondiepe geothermie wordt warmte uit lagen tussen van 500 meter tot 1 kilometer meter diep gebruikt.
Het water dat in deze aardlagen zit heeft een temperatuur tot ongeveer 40° tot 45°C. Een
wijkwarmtepomp kan deze warmte als bron gebruiken om er met behulp van elektriciteit 70°C van te
maken en een wijk mee te verwarmen.
Bij ultradiepe geothermie wordt dieper dan vier kilometer geboord en komt zeer heet water naar
boven, vaak 120°C of meer. Dit is erg interessant voor de industrie waar hoge temperaturen nodig
zijn. De hoge temperatuur warmte uit ultradiepe kan eerst benut worden door de industrie, de
restwarmte die over is kan daarna met een temperatuur van 70°C worden gebruikt om warmtenetten
in de gebouwde omgeving te voeden. Vervolgens kan een buurtwarmtepomp nog de warmte uit het
retournet benutten (40°C -50°C) waardoor er meer warmte van 70°C beschikbaar blijft voor andere
woningen. Het water gaat dan met slechts 20°C-30°C terug in de bodem. Op die manier kunnen meer
woningen gebruik maken van een geothermische bron.

Geothermie kent een ontwikkeltijd van ca. 4 – 10 jaar en is daarmee een bron voor de middellange of
lange termijn. Nader onderzoek moet uitwijzen of de verschillende vormen van geothermie in Hoorn
beschikbaar zijn. Het aanboren van een geothermiebron vergt grote investeringen en zorgvuldige
procedures. Het echt winnen van warmte kan waarschijnlijk pas vijf tot zeven jaar na een eerste
verkenning plaatsvinden. Een voorwaarde daarbij is dat er een warmtenet in Hoorn komt met
voldoende aansluitingen om de warmte vanuit de geothermiebron af te zetten. Gemiddeld geldt dat
voor een geothermiebron een minimale afzet van 5000 woningen nodig is. Op het moment dat een
geothermiebron is aangesloten kan de bron voor langere tijd warmte leveren aan woningen en
gebouwen.
Een set van aardwarmtebronnen (doublet bestaande uit productie- en injectieput) kan voor lange tijd
warmte van een constante aanvoertemperatuur leveren. De verwachting is dat een periode van 30
jaar zonder noemenswaardig temperatuurverlies mogelijk is. Dat wordt bevestigd door ervaringen in
het buitenland (Parijs en München). De hoeveelheid warmte die in de reservoirs is opgeslagen, is heel
groot ten opzichte van de hoeveelheid die aan het reservoir wordt onttrokken en er vindt continue
nieuwe aanvoer van warmte plaats. In de praktijk kan een geothermiebron daarmee als een
onuitputtelijke bron worden beschouwd.
Een putontwerp dient aan bepaalde eisen te voldoen en bestaat uit een aantal zogenaamde barrières
om het formatiewater te scheiden van grond- en waterlagen de tussen het reservoir en het oppervlak
gelegen. Een put bestaat uit een serie verbuizingen waarvan er drie tot aan het oppervlak komen en
twee cementeringen die de buizen vastzetten in de ondergrond. Door het gebruik van zogenaamde
mijnbouwhulpstoffen die net boven het reservoir in de productieput worden gebracht en daardoor de
gehele put tegen corrosie beschermen, wordt de integriteit van de put zo goed mogelijk gewaarborgd.
Bovendien worden de putten en de installatie-onderdelen gemonitord op corrosie en wordt door
middel van het gebruik van stikstof op overdruk zuurstofintreding tegengegaan. Op deze manier is het
risico van lekkage zo klein mogelijk. Binnen de geothermiesector wordt daarnaast naar mogelijkheden
gezocht om het gebruik van mijnbouwhulpstoffen te verlagen door gebruik te maken van andere
materialen.
Een groot verschil tussen het gebruik van aardwarmte en het onttrekken van bijvoorbeeld gas is dat er
in het geval van aardwarmte netto geen massa wordt onttrokken. Elke kubieke meter formatiewater
die wordt opgepompt wordt na “extractie” van de warmte weer in hetzelfde reservoir terugpompt.
Hierbij staan de productie- en injecteput via dat reservoir met elkaar in verbinding. Om deze reden is
de kans op schade door aardbevingen bijzonder klein. Overigens wordt deze vanuit een zorgbeginsel wel
gemonitord. 

Aquathermie
Aquathermie is een verzamelnaam voor alle vormen van warmte uit water. Hierbij kan gebruik
gemaakt worden van oppervlaktewater, afvalwater en drinkwater. Met name oppervlaktewater is een
zeer kansrijke bron voor het warmtenet in Hoorn, gezien de waterrijke omgeving. Onderstaande kaart
(figuur 12) laat de thermische potentie voor warmte uit oppervlaktewater zien. Op de gekleurde
plekken is zowel voldoende beschikbaarheid van oppervlaktewater als vraag naar warmte in de buurt.
Hoe donkerder de kleur, hoe groter die potentie.
Oppervlaktewater heeft gedurende het jaar temperaturen van rond de 10-20 graden en is dus niet
warm genoeg om direct een woning mee te verwarmen. Het moet eerst nog “opgewaardeerd” worden
tot de geschikte temperatuur. De warmte uit het oppervlaktewater wordt daarom vaak tijdelijk
opgeslagen in de bodem. Dit gebeurt meestal in de zomer, wanneer het water het warmst is. In de
winter kan juist koud water worden opgeslagen. Zo’n systeem heet een warmte koude opslag (WKO).
Een voorwaarde hiervoor is wel dat de bodem geschikt is voor een WKO.
Met een (wijk)warmtepomp kan de warmte uit de WKO worden opgewaardeerd. De temperatuur van
dit water is dan geschikt om een warmtenet met een aanvoertemperatuur van 70°C en 40°C retour te
voorzien van warmte. De temperatuursprong om het water op te warmen van ongeveer 20°C naar
37
70°C is acceptabel, gebaseerd op het optimum tussen het isolatieniveau dat mogelijk is in de
bestaande bouw en de efficientie van de wijkwarmtepomp. Om de warmte uit oppervlaktewater bij
woningen te krijgen wordt gebruik gemaakt van het warmtenet. Dit maakt dat de kansen voor
aquathermie het grootst zijn in de wijk Grote Waal en op het bedrijventerrein Hoorn 80.
Een (wijk)warmtepomp kan gecombineerd worden met een buffervat voor de opslag van warmte. Die
opslag maakt flexibiliteit mogelijk en kan ervoor zorgen dat er op termijn in de winter geen gasketels
meer nodig zijn om de piekvraag naar warmte op te vangen. Een bijkomend voordeel is dat er warmte
geproduceerd kan worden op momenten dat er overschotten zijn aan duurzame elektriciteitsproductie
uit zon en wind (“power-to-heat”). Een warmtenet kan daarmee een belangrijk element worden in het
balanceren van vraag en aanbod van energie.

In de kaart is ook de potentie voor warmte uit rioolwater opgenomen, ook wel riothermie genoemd.
Met name op de plekken waar de rioolleidingen roze kleuren is een redelijke potentie om de
thermische energie uit het rioolwater in te zetten voor de warmtevraag in de gebouwde omgeving.
– Thermische energie uit oppervlaktewater (TEO), gezien de ligging bij het Markermeer
– Thermische energie uit afvalwater (TEA), mede afhankelijk van de locatie van de
afvalzuiveringsinstallaties. Voor nieuwbouwproject IKEC, het nieuw te ontwikkelen
kindcentrum bij Nieuwe Steen, onderzoeken we de potentie om warmte te onttrekken uit
afvalwater van een doorpompgemaal, om deze warmte te gebruiken voor het IKEC.
Zonthermie
De energetische potentie van zonthermie is erg groot maar wordt in Nederland verhoudingsgewijs nog
weinig toegepast. Er komen echter steeds meer projecten waar zonthermie aan de orde is. Dit jaar
nog wordt een project in Heerhugowaard opgeleverd waar jaarlijks zo’n 18.000 GJ aan kassen wordt
geleverd. Ook heeft Almere sinds 2010 een zonne-eiland waar tussen de 8.000 GJ en 10.000 GJ per
jaar aan het stadsverwarmingsnet van Nuon wordt geleverd.
De toepassingsmogelijkheden van zonthermie zijn divers. Naast het onderscheid in collectieve versus
individuele systemen is er ook het onderscheid in lage temperatuur versus hoge temperatuur
systemen.
Een andere factor die van invloed is op de toepasbaarheid van zonthermie is de mogelijkheid om
warmte op te slaan in een buffer of warmtebatterij. Dat volgt logischerwijs uit het feit dat de meeste
38
warmte op basis van zonthermie wordt gegenereerd in de zomermaanden terwijl de behoefte aan
warmte het grootst is in de wintermaanden.
Het voordeel van individuele systemen is dat iedere woning de warmte direct kan benutten en het
mogelijk is om de warmte op te slaan in individuele buffervaten. Dit vraagt natuurlijk wel ruimte in de
woning. Dit wordt momenteel veel toegepast met hoge temperaturen voor het warme tapwater. Dit kan
ook uitkomst bieden voor woningen met individuele warmtepompen. De benodigde hoeveelheid
elektriciteit wordt daarmee flink gereduceerd. Net zoals in Almere kan grootschalige opwek van
zonthermie direct worden gebruikt voor collectieve systemen. Het aandeel van het project in Almere
op de totale warmteproductie is zeer beperkt De hoofdbron in Almere is de warmte van de Diemen
elektriciteitscentrale in Amsterdam. Seizoensopslag is voor zonthermie doorslaggevend om het te
laten functioneren als hoofdbron van het netwerk. Seizoensopslag van hoge temperaturen is in
ontwikkeling. In Denemarken zijn diverse grootschalige projecten gerealiseerd met de seizoensopslag
van warmte afkomstig van zonnecollectoren. In de proeftuin aardgasvrije wijk Nagele (Noordoost
polder) zal de komende jaren een project met seizoensopslag van warmte afkomstig van
zonnecollectoren op daken worden gestart.
Transitiebronnen
Het kost tijd om projecten met geothermie en oppervlaktewater te ontwikkelen van de planfase naar
de realisatiefase. In de tussentijd is het mogelijk om gebruik te maken van zogenaamde
transitiebronnen. Zo kunnen we de komende jaren al te starten met het realiseren van de
infrastructuur. Een nieuwe warmtebron, met name geothermie maar ook in mindere mate
oppervlaktewater, heeft een zekere afzetmarkt nodig. Het is daarom van belang om eerst te starten
met het ontwikkelen van het warmtenetwerk voordat de warmtebron wordt gerealiseerd. Door het
toepassen van transitiebronnen kan dus het warmtenet vast worden uitgerold en de massa aan
warmteafnemers kan worden gecreëerd die nodig is om een eventuele geothermie- of
aquathermiebron aan te sluiten.
Bij de inzet van transitiebronnen is het slim om als eerste te kijken naar de warmte die in Hoorn en de
omgeving van Hoorn beschikbaar is, zoals bijvoorbeeld de restwarmte van de bedrijven van Hoorn 80
of de kantoorlocatie Nieuwe Steen. Ook van andere grootverbruikers, zoals het Dijklanderziekenhuis
of zwembad De Waterhoorn, kan onderzocht worden of hun restwarmte kan worden hergebruikt.
Een van de andere transitiebronnen die veel wordt toegepast is een biomassaketel. Het voordeel van
een biomassabron is dat die ook warmte kan leveren voor woningen die nog niet volledig zijn
geïsoleerd. Hierdoor is het mogelijk om de investeringen die nodig zijn om woningen transitiegereed te
maken uit te spreiden in de tijd. Een biomassabron kan warmte leveren van 70°C tot 90°C leveren.
Biomassa is een transitiebrandstof die we verwachten zo’n 15 jaar te gebruiken. Daarna kan
overgestapt worden naar een andere warmtebron op een lagere temperatuur. Om die overstap
mogelijk te maken, moet de maximale aanvoertemperatuur naar de woningen wel verlaagd kunnen
worden naar maximaal 70°C door het toepassen van basis isolatiemaatregelen.
Kansen benutten met de Hoornse grootverbruikers
In Hoorn wordt ongeveer 10% van het aardgas in de gebouwde omgeving gebruikt door bedrijven en
andere grootverbruikers. Ook zij zullen het gebruik van aardgas moeten reduceren, in lijn met de afspraken
aan de landelijke klimaattafel Industrie. Daarnaast komt er bij een aantal van de grootverbruikers ook
warmte vrij bij hun processen, zoals bijvoorbeeld op het bedrijventerrein Hoorn 80.
Er zijn al eerste verkenningen gedaan om te kijken naar de mogelijkheden van warmteuitwisseling. Deze
verkenningen zullen verder moeten worden uitgewerkt om na te gaan of er kansen zijn om de aanpak van
deze grote bedrijven te koppelen aan de transitie in de gebouwde omgeving. Dit kan door gezamenlijk
warmtebronnen te verkennen en ontwikkelen of door restwarmte van bedrijven in te zetten als transitiebron
voor het warmtenet in de gebouwde omgeving. Dit soort kansen ontstaan alleen als we met deze bedrijven
in gesprek blijven, waarbij deze visie als richtinggevend document kan worden meegenomen.
39
Er lijkt in Hoorn en omstreken echter onvoldoende biomassa beschikbaar te zijn om een deel van de
woningen van duurzame warmte te voorzien. In de gehele provincie Noord-Holland wordt momenteel
ruim 80% van de beschikbare biomassa al benut. Indien we biomassa willen inzetten als
transitiebrandstof zal de warmte moeten worden opgewekt met biomassa van buiten Hoorn en dus
mogelijk ook buiten de provincie. Om ervoor te zorgen dat een eventuele keuze voor de toepassing
van biomassa als transitiebrandstof wel voldoet aan de daarvoor geldende duurzaamheidscriteria zal
de biomassa moeten voldoen aan strenge eisen. Er zal bijvoorbeeld een filter moeten worden
toegepast voor de reductie van fijnstof. Hierdoor is de toepassing van biomassa voor een collectief
systeem een veel schoner proces dan het verbranden van hout in een open haard of kachel in de
woning.
Op termijn streven we naar een volledig duurzame warmtevoorziening en willen we niet volledig
afhankelijk zijn van biomassa of restwarmte die niet volledig CO2-neutraal is. We zien deze warmte
daarom vooral als een transitiebron en mogelijke versneller voor de uitrol van een warmtenet. Als de
infrastructuur in de vorm van warmteleidingen er ligt kunnen op termijn andere duurzame bronnen
worden aangesloten. Omdat de meeste toekomstige duurzame warmtebronnen geschikt zijn voor een
aanvoertemperatuur van 70°C of lager, is het niet alleen zaak om bronnen te verduurzamen, maar ook
om te zorgen dat het vastgoed dat wordt aangesloten op het warmtenet gefaseerd wordt geïsoleerd
om geschikt te maken voor verwarming met 70°C.
Schaalgrootte
Een warmtenet komt er niet zomaar, daar is een bepaalde schaal voor nodig. Zeker bij grote
investeringen zoals een diepe geothermiebron moeten er voldoende woningen en andere gebouwen
aansluiten om het warmtenet rendabel te maken. Voorafgaand aan de aanleg van de warmteinfrastructuur moet het daarom duidelijk zijn hoeveel en welke woningen en gebouwen willen
aansluiten. Hoe meer woningen en gebouwen willen aansluiten, hoe beter de kosten gespreid kunnen
worden. Het project wordt daardoor kansrijker en er kan een beter aanbod worden gedaan aan
gebouweigenaren en bewoners. Lokale warmtebronnen zoals oppervlaktewater hebben over het
algemeen minder schaalgrootte nodig, omdat de warmte van minder ver komt en deze bronnen ook
op kleinere schaal warmte produceren. Bij het gebruik van deze lokale bronnen kunnen honderd tot
tweehonderd deelnemende woningen al toereikend zijn. 

Aanpassingen aan huis
Omdat we kiezen voor warmtenetten met een aanvoertemperatuur van maximaal 70°C moeten alle
woningen minimaal basisisolatie hebben om te kunnen aansluiten. Met veel verschillende eigenaren is
het daarom organisatorisch vaak nog lastig om een warmtenet te realiseren in een gehele wijk, want
iedereen moet deze isolatiestap dan al gezet hebben. Om tempo te creëren kan gestart worden met
het bezit van de woningcorporaties, die in hun planning rekening kunnen houden met het geschikt
maken van woningen voor toekomstige aansluiting op het warmtenet. Naast isoleren moeten
woningen overstappen op elektrisch koken en moet in ieder woning een afleverset worden geplaatst.
Zo’n afleverset is relatief klein ten opzichte van een cv-ketel. De vervanging van een cv-ketel door een
afleverset vergt soms echter wel leidingomleggingen, aangezien cv-ketels zich vaak op zolder
bevinden terwijl een afleverset vaak wordt geïnstalleerd in de meterkast. 

Warmteopslag
Warmteopslag wordt meestal geassocieerd met warmte- koudeopslag in de bodem (WKO-bronnen).
Echter worden er in WKO-bronnen, op circa 50-250 meter diepte, temperaturen van maar 10-25 ºC
opgeslagen. Er is dus aanvullend een warmtepomp nodig om gebouwen en woningen met deze
brontemperatuur te kunnen verwarmen. Warmteopslag, waarmee direct kan worden verwarmd met
temperaturen tussen de 30ºC en 90ºC, wordt echter nog weinig toegepast, dit zal sterk gaan
veranderen.
40 

De noodzaak van warmteopslag
De vraag naar warmte voor het verwarmen van gebouwen en woningen is zeer seizoensgebonden.
De vraag naar warmtapwater is het gehele jaar vrij stabiel en heeft pieken in ochtend- en avonduren.
Ruimteverwarming heeft echter een enorme dip in de zomer en een zeer hoge piekvraag op koude
dagen.
Warmteopslag maakt het mogelijk om het benodigde piekvermogen van een warmteopwekker, zoals
een warmtepomp, te verkleinen.
Een traditionele gasketel is een goedkope technologie waarbij het gebruikelijk is om het benodigde
ketelvermogen te dimensioneren op de piek warmtevraag voor ruimteverwarming en/of warm
tapwater. Het huidige gasnet heeft hiervoor voldoende capaciteit. Het huidige elektriciteitsnet heeft
echter deze capaciteit bij lange na niet. In het geval van de overstap van een gasketel naar
warmtepompen moet het huidige net dus verzwaard worden. Als dit voorkomen of beperkt kan
worden, bespaart dat veel geld voor de maatschappij. Ook is de investering in een warmtepomp
relatief hoog, dus hoe kleiner de warmtepomp, hoe beter de businesscase. Daarnaast werkt een
warmtepomp het meest optimaal wanneer deze continue kan draaien en is de technologie minder
geschikt om in een korte tijdspanne een grote hoeveelheid water te verwarmen. Daarom worden
warmtepompen die nu al toegepast worden in woningen gecombineerd met een boilervat van circa
150 liter om warm tapwater voor één dag op te slaan.
Door een warmtepomp te combineren met warmteopslag voor niet alleen warm tapwater maar ook
ruimteverwarming kan de warmtepomp (nog) kleiner uitgevoerd worden, kan deze meer draaiuren
maken en hoeft het elektriciteitsnet dus minder verzwaard te worden.
Een ander belangrijk aspect, dat meegenomen moet worden, is dat ook aan de bronzijde veel gaat
veranderen. Nu is elektriciteit altijd beschikbaar, omdat kolen- en gascentrales het gehele jaar door
kunnen leveren op basis van de vraag. Maar in de toekomst is het aanbod van zonne-energie en
windenergie veel minder constant en ook deels seizoen afhankelijk.
Het vierde voordeel dat een warmtepomp in combinatie met warmteopslag biedt, is de mogelijkheid
voor vraagsturing. Wanneer de elektriciteitsprijs laag is of er overschotten zijn van (zelf) opgewekte
hernieuwbare elektriciteit kan de warmteopslag gevuld worden voor gebruik op een later moment. Op
momenten dat er een piek is in de elektriciteitsvraag wordt (ook) warmte vanuit de warmteopslag
geleverd. Opslag is dus noodzakelijk om de elektriciteit, die een warmtepomp gebruikt, CO2 neutraal
op te kunnen wekken. 

Het toepassen van warmteopslag
De ontwikkelingen op het gebied van warmteopslag staan niet stil. Om warmteopslag in woningen in
combinatie met warmtepompen toe te kunnen passen moet echter nog wel een grote sprong gemaakt
worden. Voor een waterbuffer is er simpelweg geen ruimte en compacte technieken, die breed
toepasbaar zijn in woningen, zijn nog niet marktrijp.
Bij een collectieve oplossing voor een gebouw of bij een warmtenet in combinatie met een
warmtepomp kan met de huidige stand van de techniek wel al warmte opgeslagen worden. Grote
buffervaten boven of ondergronds kunnen als warmtebatterij dienen. Bij warmtenetten wordt deze
techniek al toegepast. Er worden ook nieuwe compactere warmtedragers uitgetest en ontwikkeld,
zoals phase change materials (PCM’s) en thermochemische warmtebatterijen. 

2. All-electric
In een all-electric woning wordt ruimteverwarming, warm tapwater en koken allemaal elektrisch
gedaan. Bij grootschalige toepassing is wel verzwaring van het elektriciteitsnet en de aansluitwaarde
in de woning nodig. Koken vindt plaats met inductie (net als bij de andere oplossingen voor
41
aardgasvrij wonen) en verwarming gebeurt in de meeste gevallen met een warmtepomp. Met de
huidige stand van de techniek is het all-electric systeem een lagetemperatuuroplossing, omdat de
woning wordt verwarmd met water dat een aanvoertemperatuur heeft van maximaal 55C, en vaak
zelfs maar van 35C. Meer informatie over de verschillende warmtepomptechnieken staat in het kader
verderop in dit hoofdstuk.
Met de huidige stand van de techniek is een all-electric concept heel geschikt voor nieuwbouw, vanwege de hoge isolatiegraad van nieuwbouwwoningen. Daarnaast is all-electric interessant voor grondgebonden gebouwen van na 2005 die al goed geïsoleerd zijn gebouwd en slecht geïsoleerde naoorlogse woningen met achterstallig onderhoud, waarbij de renovatieopgave gecombineerd kan worden met een goede na-isolatie. Dit soort woningen zijn interessant voor een nul-op-de-meter (NOM) concept, waarbij een woning niet alleen volledig geïsoleerd wordt met een nieuwe buitenschil maar vaak ook wordt voorzien van zonnepanelen, waardoor de woning netto evenveel elektriciteit opwekt als hij gebruikt. De kaart op de volgende pagina geeft de gebieden en panden weer waar all-electric concepten op dit moment kansrijk zijn. Hier is te zien dat met name de wijk Bangert en Oosterpolder heel kansrijk is voor all-electric. Hier staan woningen die na 2005 gebouwd zijn en daarmee over een goede basisisolatie beschikken. Daarnaast zijn er kleinere kansgebieden in de wijk naast ijsbaan ‘De Westfries’, en op een aantal plekken in Hoorn-Noord en Venenlaan-kwartier.
Aangezien de potentie-eilanden voor all electric in de laatstgenoemde twee wijken grenzen aan een potentie-eiland voor een warmtenetwerk bestaan er voor deze panden meerdere opties en zal in de praktijk gekeken moeten worden welke warmteoplossing het beste aansluit bij de ontwikkelingen in de wijk.

 

Los van deze kansgebieden zullen particulieren mogelijk ook zelf op individuele basis aan de slag
gaan met het all-electric maken van hun woningen. Het is daarbij goed om er rekening mee te houden
dat het maatschappelijk niet kosteneffectief is om een dubbele infrastructuur aan te leggen. We zullen
daarom in een wijk waar een warmte infrastructuur zal worden aangelegd particulieren adviseren om
niet te kiezen voor een individuele warmtepomp oplossing.
Er zijn al warmtepompen op de markt die woningen op een temperatuur van tussen de 55C en 70C
kunnen verwarmen. Hierdoor volstaat een basisniveau isolatie, waardoor deze oplossing op de
langere termijn breder toepasbaar kan worden. Op grotere schaal kunnen deze echter vooralsnog niet
toegepast worden vanwege de hoge belasting van het elektriciteitsnet. De elektriciteit die wordt
gebruikt in all-electric woningen kan op termijn worden verduurzaamd. Dat kan door warmte in de
42
woningen op slaan in een warmtebatterij en door de fossiele energie die we nog gebruiken in
Nederland te vervangen door windturbines, zonnepanelen, waterstof-, waterkrachtcentrales. Conform
het Regeerakkoord zal de in Nederland opgewekte elektriciteit in 2050 CO2-neutraal zijn.2
Effect op het net en de openbare ruimte
Het toepassen van warmtepompen heeft effecten op het elektriciteitsnet, vooral in de winter wanneer
de warmtevraag het grootst is en er een piekvraag is op de koudste momenten. Een voorwaarde voor
grootschalige toepassing is dus niet alleen isoleren en efficiënt opwekken, maar ook een substantiële
verzwaring van de bestaande infrastructuur voor elektriciteit door de netbeheerder. Dit betekent een
forse ingreep in de openbare ruimte, omdat er zwaardere kabels moeten worden gelegd en
substantieel meer transformatorruimtes geplaatst moeten worden. Een overgang naar elektrisch
verwarmen zie je dus terug in de wijken.

Het Klimaatakkoord geeft een tussentijdse doelstelling van een 49% CO2-neutrale elektriciteitsvoorziening aan in 2030.

Hoe werkt een warmtepomp en wat zijn de verschillende soorten?
Het efficiënt opwekken van warmte met elektriciteit kan bijvoorbeeld door met een combi-warmtepomp gebruik te maken van warmte uit de bodem of uit lucht. Hierdoor is minder elektriciteit nodig om de benodigde temperatuur te realiseren. Beide systemen worden hieronder toegelicht. Door toepassing van een combi-warmtepomp (lucht of water) kan efficiënt warmte worden opgewekt met een lage temperatuur, waarmee een goed geïsoleerde woning verwarmd kan worden. Daarnaast kan een combi-warmtepomp koelen en levert deze warm tapwater van 65C. Hiervoor is wel een boilervat nodig in de woning van minimaal 150 liter.
Het systeem dat warmte uit de buitenlucht maakt is technisch het eenvoudigst, echter loopt het rendement sterk terug als het buiten koud is. Dat vraagt om hoge piekcapaciteiten van het elektriciteitsnet. Hierdoor is het de vraag of dit systeem op grote schaal in wijken toegepast kan worden. Een groot voordeel van warmte uit de bodem is dat de temperatuur het gehele jaar relatief constant is. Voor de warmtepomp die warmte uit de bodem gebruikt zijn er twee opties:
1. Een of meerdere gesloten bodemlussen per woning of gebouw. Dit is een individueel systeem, met daardoor een zekere flexibiliteit voor de gebruiker. Dit systeem is op korte termijn het meest kansrijk voor veel woningen.
2. Warmte- en koudeopslag (WKO). Hierbij worden bronnen geslagen in watervoerende grondlagen, waarop minimaal honderd tot tweehonderd woningen worden aangesloten.
Naast het verzwaren van het elektriciteitsnet moet er dan ook een bronnet aangelegd worden in de wijk. Organisatorisch stelt deze optie dus hogere eisen. Ook moet de temperatuur in de bodem gebalanceerd worden, wat bij toepassing in de woningbouw lastig
is. Warmte- en koudeopslag is daarom vooral geschikt voor kantoren en andere bedrijfsgebouwen. 

Hybride warmtepomp als transitiestap naar all-electric
In wijken en voor gebouwen waar er voorlopig geen geschikt alternatief is voor verwarming met
aardgas, kan overwogen worden een hybride warmtepomp bij de bestaande cv-ketel te plaatsen. De
woning moet dan wel voorzien zijn van een basisisolatie. Er kan dan 30-40 procent bespaard worden
op het totale aardgasgebruik van de woning. Dit is vooral interessant voor de grotere woningen in
niet- stedelijke gebieden en in historische binnensteden. Woningen kunnen hiermee dan tijdelijk
verwarmd worden voor een periode van 15 tot 20 jaar. Daarna moet alsnog een definitieve oplossing
zonder aardgas worden gevonden.
43
Aanpassingen aan huis
Voor een all-electric woning is op dit moment vergaande isolatie nodig, anders krijg je een hoge
elektriciteitsrekening en kan het elektriciteitsnet de piekvraag niet aan als het wat kouder wordt buiten.
Dat betekent voor de meeste bestaande woningen dat een extra isolerende schil om het huis moet
worden geplaats. Daarnaast zijn vaak vloerverwarming of andere lage temperatuur radiatoren nodig.
Alles bij elkaar vraagt dit om een hoge investering in de woning. Vaak wordt de warmtepomp bij een
all-electric concept gecombineerd met zonnepanelen om (een deel van) de elektriciteitsvraag zelf op
te wekken. Een beperkende factor van de warmtepomp is dat hij veel ruimte (binnen en buiten) in
beslag neemt, waar niet alle woningen mogelijkheden voor bieden. Ook maakt een lucht-water
warmtepomp geluid wat als storend ervaren kan worden. Een goed geïsoleerd huis met lage
temperatuur verwarming wordt echter wel als comfortabeler ervaren ten opzichte van verwarmen met
een cv-ketel. 

3. Gasnetten
Het duurzame alternatief dat de minste aanpassingen vraagt aan de infrastructuur is hernieuwbaar
gas. Hierbij worden de bestaande aardgasleidingen behouden en het aardgas vervangen door biogas,
groen gas of een andere vorm van hernieuwbaar gas zoals bijvoorbeeld waterstof. Met de huidige
beschikbare technieken is in Nederland weinig hernieuwbaar gas beschikbaar, zodat dit (nu) niet kan
worden gezien als een grootschalige oplossing voor de verwarming van de gebouwde omgeving. Een
oplossing als waterstofgas kan op grotere schaal worden toegepast, maar kent op dit moment nog
zeer hoge productiekosten. De verwachting is daarom dat hernieuwbaar gas op termijn maar in een
beperkt deel van onze totale energiebehoefte kan voorzien. We hanteren bovendien het uitgangspunt
dat bronnen optimaal moeten worden toegepast. Met gas kunnen hoge temperaturen worden bereikt,
hernieuwbare gassen zullen daarom voornamelijk worden ingezet voor proceswarmte in de industrie
of in de transportsector, waar deze hoge temperaturen nodig zijn.
In de gebouwde omgeving kan duurzaam gas als buffer dienen. Om duurzame of groene waterstof op
te wekken is elektriciteit nodig. Op het moment dat er overcapaciteit aan zonne-energie of windenergie
is kan dit worden gebruikt om waterstof van te maken. Hoeveel overcapaciteit er beschikbaar zal zijn
in de toekomst is nog erg onzeker. De verwachting is dat waterstof niet voor 2030 beschikbaar komt
voor gebruik in woningen en dat het aandeel beperkt zal zijn.
In de gebouwde omgeving zal hernieuwbaar gas vooral worden ingezet op plaatsen waar andere
alternatieven vrijwel onmogelijk zijn, zoals historische binnensteden met een complexe ondergrond en
monumenten die niet voldoende kunnen worden geïsoleerd. Voor de oude binnenstad met haar
historische woningen kan dit voor Hoorn een oplossing zijn. Ook hybride systemen waarbij gasketels
worden gecombineerd met warmtepompen zijn hier denkbaar. 

Oplossingen voor warm tapwater
Nederlandse wetgeving schrijft voor dat installaties warm tapwater moeten verwarmen tot 65°C voordat
het gemengd wordt met koud water om bijvoorbeeld te douchen. Dat komt omdat legionellabacteriën
gedood worden bij een temperatuur boven de 55°C. In een woning op aardgas zorgt de cv-ketel daarom
dat warm tapwater naar 65°C wordt verwarmd. Bij levering van warmte door een warmtenet van 70°C of
hoger is dit ook geen probleem. Dit is de reden dat warmtenetten naar nieuwbouw meestal ook 70 °C
leveren, terwijl ze voor ruimteverwarming vaak al aan 40 °C voldoende hebben. In wijken waar woningen
voldoende geïsoleerd zijn of worden, kan het mogelijk veel efficiënter zijn om de aanvoertemperaturen
naar woningen verder te verlagen, maar dan moet een andere oplossing voor de legionella gevonden
worden. Er komen daarom nu boosters op de markt die heel efficiënt, zonder dat het elektriciteitsnet
verzwaard hoeft te worden en grote boilervaten nodig zijn, bij een aanvoertemperatuur van minimaal 55 °C
legionella kunnen doden.
44
Op het moment dat een gasnet niet gebruikt gaat worden voor duurzaam gas is het aan de
netbeheerder om na te gaan hoe omgegaan wordt met de bestaande gasleidingen. Uitgangspunten
hierbij zijn veiligheid (afsluiten van netten op veilige wijze) en beperken van overbodige kosten (daar
waar het gasnet op een veilige manier kan blijven liggen zullen geen overbodige maatschappelijke
kosten worden gemaakt voor verwijdering). 

4. Toekomstige oplossingen
De warmtetransitie heeft het afgelopen jaar echt een vlucht genomen. De verwachting is dat er de
komende tijd veel innovaties gaan komen op het gebied van het opslaan van warmte in een
warmtebatterij in de woning of in warmteopslag via “power to heat” bij warmtenetten, waarbij
overtollige hernieuwbare elektriciteit via bijvoorbeeld een wijkwarmtepomp wordt omgezet in warmte
en wordt opgeslagen in buffervaten. Ook zijn er ontwikkelingen op het gebied van efficiënte
stralingspanelen (infrarood) met nanotechnologie en warmtepompen voor woningen, die ook
woningen met een basisniveau isolatie efficiënt kunnen verwarmen. Daarnaast worden
warmtepompen steeds verder doorontwikkeld om lage temperatuur warmtebronnen, zoals
oppervlaktewater, op een efficiënte manier geschikt te maken voor het leveren van warmte aan
(bestaande) warmtenetten. Ook de ontwikkelingen op het gebied van waterstof volgen we. Concrete
betaalbare toepassingen voor de gebouwde omgeving worden niet voor 2030 verwacht.
We kunnen echter niet wachten op al deze toekomstige ontwikkelingen. De transitie is zo ingrijpend
dat we het ons niet kunnen veroorloven om pas in de laatste tien jaar alle straten open te breken voor
nieuwe infrastructuur (warmtenetten, verzwaring elektriciteitsnetten). Nu starten met isoleren, het
aanleggen van warmtenetten en het toepassen van warmtepompen in woningen die daar geschikt
voor zijn is dus noodzaak en is tevens een voorwaarde voor innovatie.
Een zorgpunt bij de aanpassingen die nodig zijn binnen de warmtetransitie, dat geldt voor de
verschillende warmtetechnieken, is dat we mogelijk aan gaan lopen tegen de hoeveelheid technisch
personeel dat beschikbaar is om de transitie uit te kunnen voeren. Met name voor het aanleggen van
warmtenetwerk en het uitbreiden van elektriciteitsnetten die nodig zijn voor warmtepompen vragen
veel technische achtergrond waarvan nu al duidelijk wordt dat daar mogelijk een tekort zal optreden.
45

2.2 Nadere toelichting op technisch financiële analyse
Het warmtetransitiemodel maakt zoveel mogelijk gebruik van openbare brondata uit betrouwbare bron.
Daarnaast maakt het model gebruik van verschillende kengetallen om warmteopties te berekenen.
Brondata en kengetallen komen samen in het model dat volgens logische regels is ontworpen.
De basis voor het modelontwerp is een database van gebouwen. Deze database is gebaseerd op de
Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) van het Kadaster. Deze gebouwendatabase is verrijkt
met gegevens uit verschillende bronnen. Ook is informatie toegevoegd op basis van kengetallen. De
gebouwendatabase bevat zodoende van ieder gebouw in Nederland informatie over onder andere:
• Bouwjaar, gebouwtype en eigendomssituatie
• Buurtkenmerken, zoals dichtheid en WOZ-waarde
• Energieverbruik en energieprestatie
• Investeringsbandbreedtes voor verschillende bouwkundige en energetische maatregelen
Het warmtetransitiemodel maakt vrijwel geheel gebruik van open data uit betrouwbare bronnen.
Daarnaast kan het model worden aangevuld met eigendomsgegevens van bijvoorbeeld
woningcorporaties. De resultaten kunnen in de kaart gecombineerd worden met kaarten van
stakeholders, zoals planningen in de openbare ruimte of investeringsmomenten van vastgoed.
De gebouwendatabase wordt verrijkt met kengetallen over energieprestatie, investeringskosten,
besparingspotentie en opbrengsten van maatregelen. Met deze kengetallen wordt de Warmtekaart
berekend. Kengetallen worden toegekend aan gebouwen op basis van een woningtype- en
bouwjaarcombinatie. Dit wordt een sleuteltype genoemd.
47
De Warmtekaart: technisch-financiële analyse van warmteopties per buurt
Het warmtetransitiemodel berekent per CBS-buurt wat de kosten en opbrengsten zijn van
bouwkundige maatregelen en van verschillende warmteopties (systeemkeuzes). Op die manier wordt
berekend wat de warmteoptie is met de laagste maatschappelijke kosten. De resultaten van deze
analyse worden gevisualiseerd in de Warmtekaart.
Aan de Warmtekaartanalyse ligt een afwegingskader ten grondslag. Dit afwegingskader gaat over
welke bouwkundige maatregelen en warmteopties kosteneffectief kunnen worden toegepast in welke
woningen op basis van type en bouwjaar. Onder bouwkundige maatregelen wordt isolatie verstaan,
maar ook ventilatie, het afgiftesysteem en elektrisch koken. Onder warmteopties wordt de
warmteinfrastructuur verstaan inclusief inpandige investeringen (warmtepomp, afleverset, etc.).
Bouwkundige maatregelen kunnen getroffen worden onafhankelijk van de warmteoptie. Zo kan een
huis altijd beter geïsoleerd en geventileerd worden, ongeacht de warmteoptie. Warmteopties kunnen
echter wel vragen om een minimaal niveau van bouwkundige maatregelen vanwege vraag en aanbod
van de afgiftetemperatuur. Zo vraagt all electric om meer vergaande bouwkundige maatregelen dan
een warmtenet met een aanvoertemperatuur van 70˚C (zie bijlage 3 voor meer over isolatieniveaus).
De warmtekaart van Hoorn is weergegeven in figuur 3 in hoofdstuk 4.1. Voor veel wijken zijn in
werkelijkheid meerdere oplossingen mogelijk, omdat wijken vaak niet homogeen zijn en omdat de
maatschappelijke kosten voor een warmtenet en all-electric dicht bij elkaar kunnen liggen. Het is
belangrijk om te noemen dat deze kaart is gebaseerd op de huidige stand van de techniek. Dit
eindbeeld geeft dus een richting maar kan met voortschrijdend inzicht aangepast worden.
Warmteopties
Warmteopties zijn alternatieven voor verwarming met aardgas in de gebouwde omgeving. De
afbakening van warmteopties in het warmtetransitiemodel is de infrastructuur en de bijbehorende
inpandige investeringen. De beprijzing van verschillende energiebronnen kan in het
warmtetransitiemodel gesimuleerd worden, om bijvoorbeeld zodoende te beoordelen of een
warmtenet op beschikbare restwarmte eenzelfde resultaat oplevert als een warmtenet op een nieuw te
ontwikkelen geothermiebron. Op eenzelfde wijze kan het model schaarste van warmte simuleren door
een maximale beschikbaarheid aan te geven. In alle gevallen kunnen de kosten en opbrengsten van
verschillende warmteopties vergeleken worden.
Het warmtetransitiemodel kent drie verschillende warmteopties: het warmtenet, volledig elektrische
verwarming (all electric met een verzwaard elektriciteitsnet), en hernieuwbaar gas in combinatie met
een hybride warmtepomp, met behoud van het gasnetwerk. Het warmtenet en hernieuwbaar gas
vragen minimaal om basismaatregelen. All electric vraagt bij de huidige stand van de techniek
minimaal om vergaande maatregelen. Bij het berekenen van de warmteopties worden die
bouwkundige maatregelen meegenomen. 

Kadaster Basisregistratie Adressen en Gebouwen
Basisregistratie Topografie (TOP10NL)
Basisregistratie Kadaster
ACM Prijsinformatie
Nibud Energieverbruiken, prijsinformatie
Regionale netbeheerders Kleinverbruiksdata
Over Morgen Marktkennis investeringskosten, besparingen en prestatie van maatregelen
ING Bank/Universiteit van Tilburg Woningwaarde-effecten van energetische maatregelen 

Tabel 1. Overzicht van brondata
48 

Modelleren van het afwegingskader
Het afwegingskader is geïmplementeerd in het warmtetransitiemodel door middel van rekenregels. Op
basis van de kengetallen per woningtype-bouwjaarcombinatie is per woning berekend wat de
investeringen en besparingen zijn van de warmteopties. Deze investeringen en besparingen worden
opgeteld per buurt. Bij warmtenetten wordt rekening gehouden met schaal en dichtheid: hoe groter de
toepassingsschaal en hoe hoger de dichtheid, hoe lager de kosten per woning. Op basis van de
investeringskosten en besparingen kan een “kosten-batenafweging” worden gemaakt. Deze wordt
uitgedrukt in een onrendabele top. De onrendabele top is het deel van de investering dat niet kan
worden terugverdiend met de besparingen die de investering realiseert. Vrijwel altijd zullen duurzame
warmteopties nog leiden tot een onrendabele top op buurtniveau. De omvang van de onrendabele top
verschilt echter sterk per buurt.
Bandbreedtes in investeringskosten en besparingen
Alle investeringskosten en de onrendabele top wordt uitgedrukt in een bandbreedte met een onder- en
bovengrens. Deze bandbreedte is nodig omdat er onzekerheid schuilt in de kengetallen. Die
onzekerheid heeft te maken met de volgende beïnvloedende factoren:
– Bestaande prijsverschillen op de markt
– Marktontwikkelingen zoals schaarste en inzetbaarheid van personeel, materiaal, etc.
– Het al dan niet benutten van natuurlijke momenten voor investeringen (woningrenovatie,
aanpakken van de riolering, etc.)
– Reeds getroffen maatregelen in de woning
– Afwijking van de kengetallen als gevolg van sterk afwijkende woningen
De omvang van de bandbreedte verschilt per maatregeltype, warmteoptie, woningtype en
bouwjaarklasse, afhankelijk van de karakteristieken van die specifieke combinatie.

Geothermie kent een ontwikkeltijd van ca. 4 – 10 jaar en is daarmee een bron voor de middellange of
lange termijn. Nader onderzoek moet uitwijzen of de verschillende vormen van geothermie in Hoorn
beschikbaar zijn. Het aanboren van een geothermiebron vergt grote investeringen en zorgvuldige
procedures. Het echt winnen van warmte kan waarschijnlijk pas vijf tot zeven jaar na een eerste
verkenning plaatsvinden. Een voorwaarde daarbij is dat er een warmtenet in Hoorn komt met
voldoende aansluitingen om de warmte vanuit de geothermiebron af te zetten. Gemiddeld geldt dat
voor een geothermiebron een minimale afzet van 5000 woningen nodig is. Op het moment dat een
geothermiebron is aangesloten kan de bron voor langere tijd warmte leveren aan woningen en
gebouwen.
Een set van aardwarmtebronnen (doublet bestaande uit productie- en injectieput) kan voor lange tijd
warmte van een constante aanvoertemperatuur leveren. De verwachting is dat een periode van 30
jaar zonder noemenswaardig temperatuurverlies mogelijk is. Dat wordt bevestigd door ervaringen in
het buitenland (Parijs en München). De hoeveelheid warmte die in de reservoirs is opgeslagen, is heel
groot ten opzichte van de hoeveelheid die aan het reservoir wordt onttrokken en er vindt continue
nieuwe aanvoer van warmte plaats. In de praktijk kan een geothermiebron daarmee als een
onuitputtelijke bron worden beschouwd.
Een putontwerp dient aan bepaalde eisen te voldoen en bestaat uit een aantal zogenaamde barrières
om het formatiewater te scheiden van grond- en waterlagen de tussen het reservoir en het oppervlak
gelegen. Een put bestaat uit een serie verbuizingen waarvan er drie tot aan het oppervlak komen en
twee cementeringen die de buizen vastzetten in de ondergrond. Door het gebruik van zogenaamde
mijnbouwhulpstoffen die net boven het reservoir in de productieput worden gebracht en daardoor de
gehele put tegen corrosie beschermen, wordt de integriteit van de put zo goed mogelijk gewaarborgd.
Bovendien worden de putten en de installatie-onderdelen gemonitord op corrosie en wordt door
middel van het gebruik van stikstof op overdruk zuurstofintreding tegengegaan. Op deze manier is het
risico van lekkage zo klein mogelijk. Binnen de geothermiesector wordt daarnaast naar mogelijkheden
gezocht om het gebruik van mijnbouwhulpstoffen te verlagen door gebruik te maken van andere
materialen.
Een groot verschil tussen het gebruik van aardwarmte en het onttrekken van bijvoorbeeld gas is dat er
in het geval van aardwarmte netto geen massa wordt onttrokken. Elke kubieke meter formatiewater
die wordt opgepompt wordt na “extractie” van de warmte weer in hetzelfde reservoir terugpompt.
Hierbij staan de productie- en injecteput via dat reservoir met elkaar in verbinding. Om deze reden is
de kans op seismiciteit bijzonder klein. Overigens wordt deze vanuit een zorgbeginsel wel
gemonitord.
Aquathermie
Aquathermie is een verzamelnaam voor alle vormen van warmte uit water. Hierbij kan gebruik
gemaakt worden van oppervlaktewater, afvalwater en drinkwater. Met name oppervlaktewater is een
zeer kansrijke bron voor het warmtenet in Hoorn, gezien de waterrijke omgeving. Onderstaande kaart
(figuur 12) laat de thermische potentie voor warmte uit oppervlaktewater zien. Op de gekleurde
plekken is zowel voldoende beschikbaarheid van oppervlaktewater als vraag naar warmte in de buurt.
Hoe donkerder de kleur, hoe groter die potentie.
Oppervlaktewater heeft gedurende het jaar temperaturen van rond de 10-20 graden en is dus niet
warm genoeg om direct een woning mee te verwarmen. Het moet eerst nog “opgewaardeerd” worden
tot de geschikte temperatuur. De warmte uit het oppervlaktewater wordt daarom vaak tijdelijk
opgeslagen in de bodem. Dit gebeurt meestal in de zomer, wanneer het water het warmst is. In de
winter kan juist koud water worden opgeslagen. Zo’n systeem heet een warmte koude opslag (WKO).
Een voorwaarde hiervoor is wel dat de bodem geschikt is voor een WKO.
Met een (wijk)warmtepomp kan de warmte uit de WKO worden opgewaardeerd. De temperatuur van
dit water is dan geschikt om een warmtenet met een aanvoertemperatuur van 70°C en 40°C retour te
voorzien van warmte. De temperatuursprong om het water op te warmen van ongeveer 20°C naar
37
70°C is acceptabel, gebaseerd op het optimum tussen het isolatieniveau dat mogelijk is in de
bestaande bouw en de efficientie van de wijkwarmtepomp. Om de warmte uit oppervlaktewater bij
woningen te krijgen wordt gebruik gemaakt van het warmtenet. Dit maakt dat de kansen voor
aquathermie het grootst zijn in de wijk Grote Waal en op het bedrijventerrein Hoorn 80.
Een (wijk)warmtepomp kan gecombineerd worden met een buffervat voor de opslag van warmte. Die
opslag maakt flexibiliteit mogelijk en kan ervoor zorgen dat er op termijn in de winter geen gasketels
meer nodig zijn om de piekvraag naar warmte op te vangen. Een bijkomend voordeel is dat er warmte
geproduceerd kan worden op momenten dat er overschotten zijn aan duurzame elektriciteitsproductie
uit zon en wind (“power-to-heat”). Een warmtenet kan daarmee een belangrijk element worden in het
balanceren van vraag en aanbod van energie.

Berekening van de laagste maatschappelijke kosten
Het optellen van alle kosten en besparingen per woning per buurt leidt tot een som, waarbij de
sommen van de verschillende warmteopties vergeleken kunnen worden om de optie met de laagste
maatschappelijke kosten te vinden. Deze berekening is onderhevig aan een aantal regels die
hieronder worden toegelicht.
Figuur 2.2: Schematische weergave van kostenbandbreedtes voor de transitie naar een warmtenet
49
De eerste regel in de kostenafweging is dat eerst enkel het warmtenet en all electric worden
vergeleken. De reden hiervoor ligt besloten in het afwegingskader, hierin is uiteengezet hoe
hernieuwbaar gas aan schaarste onderhevig is en geen grootschalige toepassing kan vinden in de
gebouwde omgeving. Wanneer all electric de goedkoopste warmteoptie is uit deze vergelijking, is dit
de voorkeursoplossing die het model rapporteert in een buurt. Wanneer het warmtenet goedkoper is
dan all electric, vinden er twee checks plaats: een op gemiddeld bouwjaar en een op minimale
dichtheid. Dit heeft ermee te maken dat de gebruikte kengetallen voor investeringen in een warmtenet
alleen realistisch zijn in buurten met een gemiddeld bouwjaar vanaf 1920 en een minimale
bebouwingsdichtheid van 30 woningequivalenten per hectare. Indien aan die twee voorwaarden wordt
voldaan, zal het model warmtenet rapporteren als de voorkeursoplossing.
Wanneer niet voldaan wordt aan eisen van minimale dichtheid of bouwjaar, zal het model
hernieuwbaar gas hybride rapporteren als de voorkeursvariant. In de praktijk betekent dit dat oude
binnensteden en dunbevolkte, agrarische gebieden uitkomen op hernieuwbaar gas hybride.
Kansenkaart Hoorn: inzicht in concreet handelingsperspectief
Waar de Warmtekaart gericht is op het schetsen van een mogelijk eindbeeld per buurt op basis van de
huidige stand van kennis en techniek, is er ook behoefte aan concreet handelingsperspectief voor de
korte termijn. De Kansenkaart geeft daaraan invulling. De Kansenkaart heeft een nauwkeuriger
schaalniveau dan de Warmtekaart. De Kansenkaart visualiseert kansrijke gebouwen en kijkt naar de
clustering van de deze gebouwen om te komen tot concrete kansgebieden. Daarvoor worden twee
analyses gedaan: eerst de selectie van kansrijke gebouwen met behulp van een filter, en vervolgens
een clusteranalyse om te komen tot kansgebieden, die ook wel potentie-eilanden heten.
Kansrijke gebouwen voor een warmtenet zijn de dragers van een nieuw te ontwikkelen of uit te
breiden warmtenet. Het zijn gebouwen met een grote warmtevraag die eenvoudig aan te sluiten zijn,
bij voorkeur in collectief eigendom (corporatiebezit). De analyse kijkt bijvoorbeeld naar de
aanwezigheid van blokverwarming en de bouwperiode als criteria. Kansrijke gebouwen voor all
electric zijn er in twee categorieën: nieuwbouw die qua energieprestatie al zeer dichtbij het niveau van
all electric zit, en daarom relatief goedkoop is om te schakelen, en woningen die in aanmerking komen
voor het nul-op-de-meterconcept.
Hieronder is de kansenkaart voor Hoorn weergegeven. De oranje vlekken geven potentie-eilanden
voor warmtenetten weer, de blauwe vlekken voor all-electric.

Bijlage 3. Isolatieniveaus
Om ervoor te zorgen dat gebouwen in de toekomst klaar zijn voor een overstap naar warmte met een
lagere temperatuur – tussen de 35°C en 70°C – is het een randvoorwaarde dat gebouwen voldoende
geïsoleerd zijn, en dat ze overgaan op elektrisch koken. Dit wordt ook wel het “transitiegereed” maken
van de woningvoorraad genoemd: woningen moeten aangepast worden voor de verwarming van de
toekomst.
Het isoleren van de woningvoorraad vergt grote investeringen en zal gefaseerd uitgevoerd moeten
worden. Door de ingrepen gelijktijdig uit te voeren met verbouw en onderhoud zullen de kosten lager
uitvallen. Voor veel woningen kan het daarom tien tot twintig jaar duren voordat ze op niveau zijn
geïsoleerd. Nu beginnen met isoleren is dus essentieel, onafhankelijk van het alternatief voor aardgas
dat er in een wijk of woning komt.
Isolatieniveaus
Hoe dikker de “schil” om een woning, hoe minder warmteverlies. Dat zorgt ervoor dat je een slecht
geïsoleerde woning niet met lagere temperaturen kan verwarmen: er gaat teveel warmte naar buiten
en de woning wordt niet warm. We onderscheiden twee isolatieniveaus in de route naar aardgasvrij,
namelijk basisisolatie en vergaande isolatie. In de tabel hieronder zijn de maatregelen die horen bij
deze isolatieniveaus aangegeven.
Mate van Isolatie Maatregelen
Basisisolatie Isolatie van vloer, spouwmuur, binnenkant dak, HR++ glas, kieren dichten en
toepassen van mechanische ventilatie*.
Vergaande isolatie Isolatie van vloer, buitengevel en buitenkant dak, nieuwe kozijnen met HR+++ glas,
ventilatie met warmteterugwinning*.
*Kijk voor meer informatie over deze maatregelen op www.milieucentraal.nl
De mate waarin een woning is geïsoleerd is een belangrijke indicatie met welk type warmteoplossing
een woning verwarmd kan worden, zoals is weergegeven in figuur 3.1. Voor een woning die niet of
weinig geïsoleerd is kan een warmtenet met een hoge temperatuur warmtebron een uitkomst bieden.
Om over te stappen op een warmtenet op zogenaamde midden temperatuur (verwarming van de
woning met 70°C of minder) is het noodzakelijk dat er basisisolatie is toegepast. Om een woning
elektrisch te kunnen verwarmen moet de woning vergaand geïsoleerd zijn en is moet de woning
uitgerust zijn met een lage temperatuur verwarmingssysteem en een naverwarmingssysteem voor het
warme water uit de kraan (tapwater).
Figuur 3.1. Isolatieniveaus gekoppeld aan warmteopties

Onderstaande tabel geeft aan wat de temperatuur en warmtevraag is bij de verschillende
isolatieniveaus. Bovendien is voor woningcorporaties aangegeven bij welke scenario van de Aedes
Routekaart 3.0 dit isolatieniveau aansluit.

Bijlage 4. Kansrijke buurten warmtetransitie Hoorn

Bijlage 5. Uitkomsten bewonersavond
Op 3 april 2019 heeft in het kader van deze transitievisie warmte een bewonersavond
plaatsgevonden. Deze avond had drie doelen:
1. Bewoners informeren en schetsen welk proces we doorlopen
2. Idee krijgen wat er leeft, hoe ver bewoners zijn
3. Ambassadeursgroep vormen voor de warmtetransitie
Er waren maar liefst 175 inwoners van Hoorn aanwezig tijdens de bewonersavond. Na een inleiding
over wat de warmtetransitie inhoudt en welk proces we op dit moment doorlopen hebben we via een
online quiz informatie opgehaald over wat er leeft bij bewoners. De afbeeldingen hieronder laten de
uitkomsten van de quiz zien. Tot slot konden inwoners zich via een inschrijfformulier aanmelden als
ambassadeur. Van de aanwezigen hebben 48 bewoners zich hiervoor aangemeld.