Neem vrijblijvend contact op 06 10875975
Collectief mini-warmtenet
Bij ‘warmtenet’ denk je al gauw aan grote systemen. Maar zo groot als stadsverwarming of WarmteLinq hoeft helemaal niet. Een warmtenet kan ook mini, met twee tot twaalf aansluitingen.
Het klinkt toch schattig: een mini-warmtenet? Toen ik de term las, wilde ik er meteen eentje hebben. Ook mijn collega was gelijk enthousiast. Een probleempje: onze woningen liggen pak ‘m beet 75 kilometer, 100 jaar en drie energielabelstappen te ver uit elkaar. Welke mogelijkheden en hindernissen zijn er?
Nieuwbouw
In nieuwbouwappartementen met individuele warmtepompen zijn mini-warmtenetten met een bodembron al vrij gebruikelijk. Een bodem-warmtepomp heeft als voordeel dat de brontemperatuur vrijwel altijd gelijk is, hij kan passief koelen, de COP is relatief hoog en er is geen buitenunit nodig. Voor meerdere appartementen een gezamenlijke bodembron gebruiken is ook logisch. De boring moet weliswaar dieper zijn, maar de bovengrondse ruimtebehoefte is kleiner. Bovendien blijkt uit berekeningen van VHGM, dat met meerdere bodemwarmtepompen een bodembron efficiënter benut wordt. Bij koopappartementen is het gezamenlijk eigendom in een VvE onder te brengen en in de splitsingsakte te verwerken. Voor huurappartementen met één eigenaar is een gedeeld warmtenet al helemaal geen probleem.
Bij nieuwbouw van grondgebonden koopwoningen met een bodemwarmtepomp kiest de ontwikkelaar meestal voor individuele bodembronnen. Voor het delen van een gesloten bodembron door meerdere grondgebonden koopwoningen is een juridische constructie nodig. Dat kan bijvoorbeeld een VvE zijn, maar dat ligt bij eengezinswoningen niet zo voor de hand.
Bestaande bouw
Voor bestaande appartementen kan een mini-warmtenet met individuele warmtepompen ook een oplossing zijn. Bij appartementen die in eigendom zijn bij één eigenaar, zoals een woningcorporatie, is het delen van de bodembron geen probleem. Eigenaren van bestaande koopappartementen zitten meestal in een VvE. Het eigendom van een gedeelde bodembron, waaraan individuele warmtepompen gekoppeld zijn, moet dan binnen een VvE juridisch worden vastgelegd.
Ook voor bestaande grondgebonden woningen kan een mini-warmtenet een mooie oplossing zijn. Onlangs is er een pilot afgerond in Terborg. Daar delen 12 woningen uit 1969 samen zes gesloten bodembronnen. De woningen werden zo goed mogelijk geïsoleerd en kierdicht gemaakt. Elke woning kreeg een bodemwarmtepomp. In de provincie Utrecht onderzocht Natuur- en Milieufederatie Utrecht de mogelijkheden voor het koppelen van grondgebonden woningen in Austerlitz, Soest en Zeist. Bij deze projecten zijn de woningen die moeten worden aangesloten op de mini-warmtenetten allemaal van particulieren. Dit onderzoek door VHGM is gedaan vanwege de stijgende vraag van bewoners die met hun straat/wijkje willen verduurzamen. In 2025 wil de provincie Utrecht zes pilotprojecten met gedeelde bodembronnen in uitvoering brengen. Het is de bedoeling om met de daarbij opgedane kennis de toepassing van mini-warmtenetten in de bestaande bouw verder te stimuleren.
Rode vlag
Bij verduurzamingsopgaven is een versnipperd woningbestand het schrikbeeld van gemeenten en initiatiefnemers. Versnippering betekent: heel veel verschillende opdrachtgevers of belanghebbenden, met allemaal hun eigen meningen en belangen. Grotere projecten zoals warmtenetten lopen daardoor vaak vertraging op, of stranden zelfs helemaal. Bij een mini-warmtenet is het aantal belanghebbenden echter beperkt. Dat biedt kansen, zowel voor particuliere woningeigenaren, als voor woningcorporaties.
In slakkengang op weg naar fossielvrij
Nederlandse gemeentes zijn verplicht om een Warmteplan te maken. Daarin staat per wijk aangegeven, op welke wijze die wijk uiterlijk in 2050 ‘aardgasvrij’ kan zijn. De genoemde varianten zijn bijvoorbeeld een warmtenet, all-electric en hernieuwbaar gas. Welke route volgens de gemeente het meest logisch is, hangt onder andere af van de samenstelling van het woningbestand van de wijk. Maar ook welke bronnen beschikbaar zijn, zoals restwarmte van industrie of tuinbouw, of geothermie. Veel steden en gemeentes verduurzamen eerst de makkelijkst te verduurzamen wijken. Voor sommige bewoners gaat die gemeentelijke aanpak veel te langzaam. Zij vormen of sluiten aan bij bewonersinitiatieven, groot en klein.
Een warm(t)e band met de buren
Een kleinschalige vorm van bewonersinitiatief is dat buren steeds vaker samenwerken bij het verduurzamen van hun woningen. Ze hebben een gemeenschappelijk doel: hun woningen efficiënt verwarmen en koelen, tegen zo laag mogelijke kosten. Door samen in te kopen of offertes aan te vragen kunnen ze bijvoorbeeld goedkoper isoleren of installaties inkopen. In reacties op artikelen over kleine warmtenetten geven woningeigenaren vaak aan, dat ze samen met een aantal buren graag zo’n warmtenetje zouden willen delen.
Vooral bij relatief nieuwe eengezinswoningen is een gedeelde bodembron met individuele warmtepompen technisch goed uitvoerbaar. Dergelijke woningen hebben een vergelijkbaar isolatieniveau en over het algemeen een overeenkomstige gebouwindeling. De warmtevraag zal met name verschillen door het aantal inwonenden en hun gedrag. Bij de investering in een gedeeld mini-warmtenet kan met het aansluitvermogen van de warmtepomp rekening gehouden worden t.o.v. het totale vermogen van het mini-warmtenet. Vervolgens bepaalt het bewonersgedrag de jaarlijkse energierekening. Het gedeelde eigendom van de bodembron moet juridisch goed geregeld worden. Tevens moeten boringen en leidingen die eventueel op gemeentegrond komen worden geregistreerd bij het Kadaster.
Beren op de weg
Het gedeelde eigendom van een gemeenschappelijke bodembron is slechts een van de aspecten, die mini-warmtenetten voor bestaande grondgebonden koopwoningen lastig maakt. Vooral bij oudere koopwoningen zijn er vaak grote verschillen in de mate van isolatie. Door de jaren heen zijn bij koopwoningen vaak aanpassingen gedaan. Daardoor zijn van oorsprong identieke woningen soms niet of nauwelijks meer vergelijkbaar. Wanneer geen woning hetzelfde is, is het lastig om standaardoplossingen toe te passen.
Hoe meer woningen op elkaar lijken, des te makkelijker is een standaard oplossing in te passen. Standaardisering maakt een oplossing bovendien goedkoper. Maatwerk, bij afwijkende woningen, is altijd duurder. Dat geldt ook voor het benodigde onderzoek en advies. Wanneer op verschillende locaties woningen staan die qua indeling en uitvoering identiek zijn, kan de bodem onder die woningen nog heel verschillend zijn. Welke randvoorwaarden worden er in deze situaties meegegeven aan de particulier om standaardisatie in de hand te werken?
Bovendien moet de gezamenlijke bron ergens, bij voorkeur op eigen terrein, geboord worden. Wiens tuin gaat er dan op de schop? Momenteel zijn bovendien water-waterwarmtepompen en brine-waterwarmtepompen nog duurder dan lucht-waterwarmtepompen.
Droombeeld
Ondanks de hoeveelheid hobbels, die voor mini-warmtenet gladgestreken moeten worden, zie ik vooral voordelen. Geen buitenunits, geen ondoorzichtige warmtetarieven, een hoge COP en – met het juiste afgiftesysteem – de mogelijkheid passief te koelen. Behapbare projecten, van vier of vijf buurhuizen. Bij voldoende gelijkwaardige woningen een schaalvoordeel door standaardisatie. Een soort van duurzame olievlek, die zich organisch over bestaande wijken kan verspreiden. En toch ook omdat het zo schattig klinkt: mini-warmtenet.